Mulhacen en rotsen
Door de Gorges de St George

Palau- Albi

We rijden naar Martorelli, waar Derbi zit. We worden zo onaardig ontvangen dat ik niet meer naar binnen wil.

Ernst krijgt de man te spreken met wie hij had afgesproken. Die is erg aardig, geeft ons het werkplaatshandboek , en stelt de injectie veel beter af.

Ik rij met een heerlijk lopende Mulhacen richting Vic, Ripoll en Puigcerda, waar we de grens naar Frankrijk oversteken.

In Frankrijk nemen we de D118 over de Col de Quillane en door de Gorges de St George: een heerlijke weg.

We rijden verder en verder, en eindigen de dag in Albi.

Dit reisverhaal begint met dag 1.

Donderdag 20 september 2007

We ontbijten met koffie en croissantjes in het café tegenover ons pension: El Cafe de Can Cortes.

Ze zijn daar erg aardig. Ik bestel deze keer dan eindelijk een keer chocolate, maar het blijkt gewoon choclademelk met melk te zijn. Volgens de mevrouw hier is dit wat chocolate in Spanje is: nou weet ik nog steeds niet of dat inderdaad zo is of dat er toch iets als gesmolten chocoladereep bestaat...

Dankzij de naam van dit café weet ik nu ook de naam van het pension: Pension Cami Reial.

 

De motoren stonden in het voortuintje geparkeerd. Voortuintjes liggen hier achter een muurtje: ze stonden hier bijna onzichtbaar vanaf de weg.

 

Als we Palau uitrijden zien we dit locomotiefje.

Ik denk dat het slaat op El Tren de Palau, een spoor met een treintje dat geheel door vrijwilligers is aangelegd en wordt onderhouden.

 

Ernst rijdt tot m'n stomme verbazing in één keer naar Derbi. Het is leuk om te zien dat heel veel werknemers hier op de motor komen. Er is er zelfs eentje bij die op een Mulhacen is!

Ik zet de Mulhacen naast z'n broertje, maar dan zien we dat de portier, met de telefoon aan z'n oor, boos kijkend woest gebaart dat we de motor ergens anders neer moeten zetten.

Terwijl Ernst daarmee bezig is blaft hij mij toe: "Documento". Niet als vraag, maar als bevel.

Ik maak naar hem hetzelfde gebaar als hij naar mij maakte: dat hij zichzelf maar ergens anders neer moet zetten.

Als Ernst terug komt vertel ik dat ik buiten ga wachten omdat ik razend ben, en niet van plan ben om dociel m'n paspoort aan deze hork te overhandigen.

Ernst wacht in het portiershok, en hoorde de man aan Benjamin (de man waar hij een afspraak mee had) vragen: "Heb je misschien geen zin?" De portier beseft kennelijk niet dat we Spaans, en zelfs Catalaans, redelijk verstaan...

 

Ik ben naar buiten het terrein van Derbi gelopen, en zit daar op een muurtje.

Na geruime tijd komt Ernst naar buiten, en Benjamin loopt met hem mee. Hij geeft me een hand, en maakt z'n excuses voor het gedrag van de portier. Hij zegt dat dat "gewoon Spaans" is.

Ik zeg hem dat het me spijt dat ik zo kwaad ben, en dat ik dat "Spaanse" gedrag vaak leuk vind, maar nu niet.

Ernst krijgt instructies mee over hoe hij de injectie kan instellen, en Benjamin heeft dat al gedaan bij de Mulhacen: hij loopt ongelofelijk veel lekkerder. En Ernst heeft het werkplaatshandboek meegekregen, op CD.

Derbi was een bedrijf dat alles zelf maakte, vertelt hij, maar sinds ze zijn overgenomen door Piaggio is de race-afdeling naar Italië verplaatst, en mogen ze hier alleen nog maar onderdelen inkopen en assembleren.

Het is dus eigenlijk afgelopen met Derbi. De bouw van de Mulhacen was de laatste stuiptrekking.

Laat ik dat maar als excuus aanvoeren voor het gedrag van de portier, bedenk ik me...

 

Vanuit Martorelles rijden we terug via de B-143. Dat is een erg mooie weg, zodra je uit de bebouwing bent.

De Mulhacen reageert veel minder bruusk, is veel soepeler, en daardoor zijn de bochten veel lekkerder.

 

In Moia gaan we rechtdoor, de C-59 volgend.

Die heeft een enorme hoeveelheid bochten.

Onderweg, in het niets, staat dit gebouw. Geen kerk, denk ik, meer een enorme boerderij met klokkentoren.

 

We draaien tenslotte de C-25 op, in de richting van Vic.

We tanken, bij een benzinestation dat kennelijk erg goedkoop is met z'n diesel: er zijn een enorme hoeveelheid vrachtwagens.

 

De weg komt door Sant Hipolit de Voltrega. Er was werk aan de weg: nu loopt de weg daar vierbaans omheen (of we zijn er destijds afgedraaid; dat kan natuurlijk ook).

Dit gebouw is het Santuari de Nostra Senyora de la Gleva. Er heeft hier een slachting plaatsgevonden tijdens de successieoorlog na de dood van Karel II in 1700. Hier zijn toen tussen de 100 en de 250 dorpelingen, krijgsgevangenen, afgeslacht.

 

Langs de weg staat dit gebouw, met het opschrift " Sala de Fiestas Nederland".

Ik vermoed dat de eigenaar als gastarbeider heeft gewerkt in Nederland, en toen van het geld dat hij daar verdiend had, deze feestzaal is begonnen.

 

We rijden langs Ripoll.

De opvallende toren die je ziet is de toren van het Monestir de Santa Maria de Ripoll, een Benedictijns klooster dat is gesticht in de 9de eeuw, waarschijnlijk op de fundamenten van een nog oudere kerk.

Alleen het claustro (de kloostergang) is nog Romaans; de rest is nieuwer doordat er in 1428 een aardebving was die grote delen heeft verwoest.

 

Na Ripoll rij je eerst nog een poos door bebouwing, maar daarna wordt de weg mooier en bochtiger.

De toren hier lijkt deel uit te maken van een ruïne van een kerk langs de weg.

 

Het begint hier een beetje de Pyreneeën te worden.

 

We komen hier dan ook medemotorrijders tegen.

 

Er is een stoplicht vanwege wegwerkzaamheden (waardoor we lekker vooran kunnen staan en straks de weg voor onszelf hebben), en als we door mogen zien we aan de andere kant, ook vooraan, een hele groep motorrijders wachten.

 

We rijden door Ribes de Freser, en dan zitten we cht midden in de Pyreneeën.

 

Niet veel later komen we dan ook een bord tegen dat ons "waarschuwt" dat er 45 kilometer lang bochten aankomen, en vallende stenen, en koeien op de weg, en wegversmallingen, en sneeuw :-)

Ik hoop dat het lastig is om die maximum snelheid zelfs maar te halen (maar dat valt nog wel mee).

 

De rotsen waar we langs rijden beginnen ook hoger te worden.

We komen in de "Alta muntanya" zoals het bord ons vertelde, het hoge gebergte.

 

We klimmen hoger en hoger.

En we blijven andere motorrijders tegenkomen.

 

Je rijdt hier met af en toe grandioze uitzichten.

We komen deze fietser tegen. Respect!

Je rijdt hier eigenlijk steeds met de bergen aan je rechterhand en het dal aan je linkerhand. En steeds weer zijn er haarspelden naar links als je langs een plooi in de berg komt.

Deze weg is onderdeel van de N260, die over een groot gedeelte dwars door de Pyreneeën loopt.

 

We komen over de Collada de Tose, een bergpas van 1800 meter.

Daar houden we even pauze.

 

Het bord heeft niet gelogen: er lopen inderdaad koeien op de weg.

Dan ben je echt in de bergen :-)

 

Behalve voor koeien moet je hier ook uitkijken voor mensen die bomen aan het kappen zijn.

 

We klimmen weer hoger, en het wordt kaler.

Hier boven kun je beter ademen, heb ik altijd het gevoel.

 

Doordat we steeds langs de rand van de bergen rechts rijden, hebben we an de linkerkant vaak grandioze uitzichten.

 

We komen uiteindelijk uit in Puigcerda uit, en als je dat binnenrijdt zit je voor je het in de gaten hebt in Bourg-Madame.

 

Als we achterom kijken zien we het bord dat aangeeft dat Spanje begint: dit is een nosytalgisch moment. De heimwee naar Spanje begint hier...

 

We rijden Frankrijk in via de N116, die in de richting van Perpignan loopt.

 

De weg loopt door Saillagouse, waar midden in het stadje een groot aantal kleurrijke beelden te zien zijn, in acrobatische poses.

 

Verderop rijden we langs een vreemd monument.

Het is het Monument pour Jules Lax.

Vooral dankzij Jules Lax is hier namelijk de Petit Train Jaune, het Gele Treintje, gekomen. Die trein heet ook wel de Ligne Cerdanya, en klimt enorm. Het was verdienste van Jules Lax dat het een elektrische trein is geworden.

 

Als we Mont-Louis binnenrijden zien we een vreemd ding staan op een rotonde.

Het is een monument voor Emmanuel Brousse. Het is nogal geheimzinnig: die man is geboren in 1866 en "verdwenen" in 1926. Maar op het monument staat juist dat hij arm is gestorven: À Emmanuel Brousse, ministre mort pauvre, Au bienfaiteur de la Cerdagne, Au défenseur de la viticulture.

 

In Mont-Louis slaan we de D118 in, in de richting van het noorden (je kunt hem vanaf hier ook terug in de richting van Bourg-Madame nemen, met een omwegje vergeleken met hoe we zijn gekomen).

Vanaf nu hebben we de weg vrijwel voor onszelf.

 

Hier merk je weer dat je hoog in de bergen zit.

 

We komen langs een meer (het Lac de Matermale) en we rijden door Formiguères.

Een bord waarschuwt ons dat hier 's nachts geen sneeuwschuivers komen.

 

We rijden door bos en struikegewas, waar witgrijze rotsen tussen uit steken.

Er ligt helaas erg veel grit op de weg, waardoor je in de bochten heel erg moet uitkijken.

Het weggetje kronkelt lange tijd door dit bos, met vaak die rots aan de rechterkant. De enige plaats waar we doorheen komen is Usson-les-Bains.

 

Op een gegeven moment rijden we af en toe langs heel hoge rotsen, die loodrecht naast de weg naar boven steken.

 

We rijden nu langs een riviertje, de Aude, aan de rechterkant. De loodrechte rotsen verschijnen nu links.

 

Het is echt heel mooi rijden. Vaak heb je zicht op dat riviertje dat voor die loodrechte rotswanden heeft gezorgd.

 

Op een gegeven moment rijzen de rotsen aan de rechterkant ook hoog op, en rijden we door een gorge.

 

De rotsen verdwijnen weer en we rijden door een dorp, Gesse.

We rijden dan lange tijd kronkelend langs de Aude, met steeds die hoge rotsen van tijd tot tijd.

Tenslotte vormt zich opnieuw een Gorge. Dit is de Gorge de St George.

 

Deze is veel langer, en indrukwekkender. Je rijdt hier echt onder overhangende rotsen door.

 

Als ik halverwege een plek zie om even te stoppen maak ik daar dankbaar gebruik van.

Dit is echt een hele mooie plek!

Als we verder rijden worden de rotsen nog veel hoger, en rijden we in de schaduw, als nietige figuurtjes, over de bodem.

 

We rijden tenslotte door Axat, en komen uit op de D117.

Op die T-splitsing is een rotonde, met beren. Hier hebben natuurlijk vroeger veel beren rondgezworven, in de Franse Pyreneeën.

Ze zijn jaren geleden weer uitgezet, en ik heb begrepen dat er weer zo'n 20 stuks leven, onder andere in het gebied waar we doorheen zijn gereden.

 

De D117 is tot Quillan een erg mooie weg.

Ook hier rijden we weer door een Gorge heen. Deze heet de Defilé de la Pierre-Lys.

 

In Quillan steken we de Aude over.

Vanaf Quillan is de Aude een stuk breder, en kronkelt niet meer tussen rotsen door: het gebied is daar een stuk vlakker.

De weg is niet recht, maar veel minder spectaculair dan de voorgaande stukken.

 

We tanken in Quillan.

Ik weet niet of het de verdienste is van de EU, maar het is nu bij vrijwel elk Frans benzinestation, ook die van supermarkten, mogelijk om met je credit-card te tanken. Dat was niet zo: alleen Franse credit-cards werden geaccepteerd.

Je moest dan wachten op iemand die kwam tanken, en vragen of je hen contant kon betalen. Dit is echt heel veel gemakkelijker.

 

We rijden verder langs de Aude. Het avondlicht geeft een gouden glans aan de bomen, en aan deze jogger.

 

We komen door Couiza en Luc sur Aude, en dan wordt het landschap weer rotsig.

 

We rijden dwars door het centrum van Limoux, en vinden vlak voor we de stad uit zijn een McDonalds.

Daar eten we. Dat voelt echt helemaal aan als "de terugweg", en dat is extra weemoedig.

Als we weer verder rijden is de zon bezig onder te gaan.

We rijden om Carcassonne heen in het donker.

De eerste mogelijkheid om te overnachten sla ik over (geen idee meer waarom), en daarna is er tijdenlang niets te bekennen, geen dorp, laat staan iets van een hotel.

Zo komen we tenslotte, heel laat, aan in Albi. We rijden het centrum in en vinden een Ibis hotel, dat nog open is en een kamer heeft. Er is zelf een parking bij.

 

© Copyright - Auteur: Sylvia Stuurman , Foto's: Ernst Anepool .
Copyright 1993-nu.
Voor commentaar, e-mail adres: sylviastuurman@gmail.com
 
terug Code voor foto: