Een puppy in huis halen betekent lang wachten. Eerst op een fokker die een nestje krijgt waarvan jij er eentje mag krijgen; dan tot de puppy oud genoeg is om mee naar huis te mogen.
Dat lange wachten komt goed uit, omdat er van alles is om over na te denken, om je gedachten over te bepalen, om je voor te bereiden. Het belangrijkste daarvan is natuurlijk: hoe ga je je hond opvoeden?
Van iedereen hoor je, terecht, dat je je hond goed moet opvoeden. Maar wat betekent dat en hoe doe je dat?
Als je begint te zoeken zie je door de bomen het bos niet meer, maar langzamerhand kristalliseren zich drie stromingen uit.
De keuze daartussen heeft, heb ik het idee, ook met je mensbeeld te maken (niet alleen met je ‘hondsbeeld’). En de keuze is heel relevant met betrekking tot autisme., wat ik aan het einde uit zal leggen.
Opvoeding
Een aantal stromingen dus, in honden-opvoedland. Ik beschrijf eerst de twee die je het meest tegenkomt, en ik geef aan waarom ik daar geen voorstander van ben.
Dan beschrijf ik waar een goede opvoeding aan zou moeten voldoen.
De dominantietheorie
De dominantietheorie is gebaseerd op een verkeerd beeld van het sociale gedrag van wolven. De theorie is gebaseerd opeen artikel van R. Schenkel uit Basel, die het gedrag van een groep wolven in gevangenschap bestudeerde, allemaal reuen in de puberteit. Het ging om tien wolven, in een ruimte van 10 bij 20 meter.
Hij gaf zelf aan dat het gedrag beïnvloed werd door het feit dat ze waren opgesloten, maar dat heeft niet verhinderd dat er een vast idee is ontstaan dat wolven een strikte hiërarchie hebben in een roedel (Engels: pack), met een ‘alfa wolf’ aan de top. Die ‘alfa wolf’ zou zijn positie bevochten hebben.
De theorie is dan dat een hond zal proberen de ‘alfa’ te worden, en dat je als mens dominant moet blijven, zodat duidelijk is dat jij de alfa bent.
Je kunt herkennen of iemand zich op deze theorie baseert aan de woorden die worden gebruikt: dominantie, alfa, (en ook het woord roedel duidt hier vaak op).
De theorie klopt op twee manieren niet.
1.- Een roedel is een familie
Wolven in het wild leven in een familie: een moeder, een vader, en de kinderen. Wat we vroeger de ‘alfa’-wolven noemden, zijn dus simpelweg de ouders. Die hebben nooit hoeven te vechten om hun ‘rang’. Ze hebben simpelweg de autoriteit doordat ze de ouders zijn.
Het idee van een alfa-wolf, die heeft gevochten voor zijn positie, is onder andere populair gemaakt door David Mech, in een boek dat in 1970 gepubliceerd is en dat nog steeds te koop is, ondanks dat David Mech de uitgever diverse malen gesmeekt heeft met de verkoop te stoppen. Hij gebruikt het woord alfa niet meer. In plaats daarvan is het nu ‘ouder’ of ‘breeder’. Zie voor uitleg https://wolf.org/headlines/44265/.
2.- Wolven en honden zijn verschillend
Honden stammen niet, zoals vaak wordt gedacht, van wolven af. Ze hebben een gemeenschappelijke voorouder, en zijn dus uit elkaar gegroeid.
Dat uit elkaar groeien kwam doordat sommige van die ‘protowolven’ de omgeving van mensen gingen opzoeken. Ze merkten dat je in de buurt van mensen vaak gemakkelijk voedsel kunt vinden.
Langzamerhand kwam er een scheiding tussen protowolven die in de buurt van mensen bleven, en protowolven die juist schuw voor mensen waren, en ver weg van ze bleven. Die eerste groep groeide uit tot de hond; de tweede tot de wolf.
Dat is belangrijk omdat honden steeds dichter bij mensen bleven, en tenslotte bij één mensenfamilie gingen horen. Honden hebben daardoor dus meestal een andere familiestructuur dan wolven. Ze zijn niet meer zelf de ouders, maar hun mensen zijn de ouders in de familie.
Aantrekkingskracht van de dominantietheorie
Helaas heeft de dominantietheorie een grote aantrekkingskracht op veel mensen: mensen die van hiërarchieën houden, die van streng straffen houden. Vooral mensen ook die het gevoel hebben dat ze in de mensenwereld nooit tot de ‘alfa’s’ zullen behoren, en daarom graag in ieder geval bij hun hond de alfa willen zijn. Vooral mannen dus.
Frans de Waal heeft dat ook gemerkt bij zijn lezingen over Chimpansees. Hij noemde daar het vrouwtje of mannetje dat de groep leidt ook de ‘alpha’, en mensen pikten dat onmiddellijk op en vertaalden dat naar de mensenwereld. Maar de ‘alpha’ bij Chimpansees is niet per se de sterkste, maar degene die de groep het best kan beschermen, voor voedsel kan zorgen, en conflicten kan oplossen. Een Chimpansee die probeert zijn macht op geweld en agressie te baseren zal het nooit tot alfa schoppen.
Omdat de ‘alfa’ volgens de mensen van de dominantietheorie ook de beschikking heeft over elk vrouwtje dat hij maar zou willen, is deze theorie erg in trek bij sommige mannen.
Het hele begrip ‘alfa’, en wat mensen daar onder verstaan, klopt dus niet.
Cesar Milan
Omdat veel mensen de ‘Dog Whisperer’ kennen, bespreken we hem hier even: Cesar Milan. De dominantietheorie wordt meestal in verband gebracht met Cesar Milan.
Hij geeft zijn intuïtie en ervaring woorden die met de dominantietheorie verband houden. Zijn volgers benadrukken vaak dat ze zijn methoden slechts ten dele gebruiken (bijvoorbeeld niet met je voet tegen de hond: ’to snap the dog out of it’). Aan de andere kant zijn er volgelingen die veel agressiever dan hij te werk gaan, door een angstige hond die volgens hen dominant probeert te zijn, bijvoorbeeld met geweld op de grond te werken.
Zelf benadrukt hij dat zijn methoden niet bedoeld zijn om honden op te voeden, maar om honden die gevaarlijk zijn geworden en als enige alternatief het asiel of een spuitje van de dierenarts hebben, weer handelbaar te krijgen.
Daarbij leert hij mensen vooral om weer de leiding te nemen. In zijn woorden, om ‘leader of the pack’ te worden.
Wanneer je bij hem dat woord ‘leader’ vervangt door ‘ouder’, en ‘calm surrender’ (zo noemt hij de gewenste houding van de hond) vervangt door ‘ontspannen’, klinkt het al een stuk beter.
Wat hij beter doet dan de mensen van de positieve bekrachtiging is dat hij heel goed kijkt naar de taal van de hond: de houding, de manier van blaffen.
Wat zijn slechte invloed is, is dat hij alles volgens de dominantietheorie verklaart, en dat je, door de snel gemonteerde tv-uitzendingen, het idee krijgt dat je vooral heel streng en ‘dominant’ moet zijn.
Geen opvoeding volgens de dominantietheorie
In de praktijk wordt de dominantietheorie gebruikt door trainers die geloven dat honden er op uit zijn om jou te domineren. Er worden dan allerlei middelen ingezet om te bewijzen dat jij dominant bent.
Het is duidelijk dat je je hond niet zou moeten opvoeden volgens een theorie die niet klopt. En ook dat geweld gebruiken, of geloven dat je hond jou zou willen domineren, tot ellende leidt, voor zowel jou als je hond.
Positieve bekrachtiging
Hondentrainers die volgens positieve bekrachtiging werken, beroepen zich vaak op ‘de wetenschap’. Positieve bekrachtiging betekent dat je bij gedrag dat in jouw ogen gewenst is een beloning geeft. Dat werkt bij ezels (de bekende wortel), bij mensen (wanneer je elke keer dat je ‘alsjeblieft’ zegt een snoepje krijgt, ga je vaker ‘alsjeblieft’ zeggen), en ook bij honden.
Vaak wordt dat gedaan met een ‘clicker’: een apparaatje dat een klikkend geluid maakt. Eerst geef je je hond steeds een snoepje als je klikt; daarna associeert hij de clicker met ‘er komt een beloning’, of ‘dit is een beloning’.
Bij mensen noem je dat: werken met extrinsieke motivatie. Als je naar jezelf kijkt, gebruik je intrinsieke motivatie wanneer je, bijvoorbeeld, nieuwsgierig bent naar opvoeding van honden, en daarom boeken gaat lezen, filmpjes gaat bekijken, en van alles opzoekt op internet.
Extrinsieke motivatie zou het zijn wanneer je ouders vinden dat je een hondentrainer moet worden, en je een auto beloven als je de opleiding daarvoor af zou maken.
Bij mensen is bekend dat wanneer je veel met extrinsieke motivatie gaat werken, de intrinsieke motivatie langzamerhand verdwijnt. Je gaat dan dingen niet meer doen omdat je ze graag doet, maar omdat je ervoor wordt beloond.
Gebruik maken van beloningen om aan je hond te laten zien wat jij goed gedrag vindt, werkt heel goed, maar ik denk dat ‘opvoeding’ iets anders hoort te betekenen. Je hond moet graag willen wat jij graag wil, gewoon, omdat hij van je houdt, en jij zijn ouder bent, in zijn ogen.
Hoe dan wel? Een hond is een hond
In de eerste plaats hoor je je er bij de opvoeding van een hond van uit te gaan dat het een hond is. Dat klinkt simpeler dan het is. Heel lang is er een heel verkeerd idee geweest over hoe honden in elkaar zouden zitten.
Hondenfamilie
Honden leven in familieverband, en wanneer je een puppy in huis krijgt, word jij de familie. Jij en je huisgenoten worden de vader, de moeder en de speelgenootjes van je hond. Je hond houdt van jou, als je het goed doet en een goede ouder voor hem wordt!
Jouw taken zijn:
- zorgen voor eten
- zorgen voor veiligheid
- zorgen voor genegenheid
- zorgen voor spelen
Goed en slecht bestaat niet
Honden kennen het begrip goed en slecht niet. Straffen heeft dus geen zin. Je hond gaat misschien iets naars associëren bij, bijvoorbeeld, het kapotmaken van een schoen, maar hij zal vooral jouzelf gaan zien als iemand die opeens pijn kan doen.
Het is een omschakeling, omdat mensen zo gewend zijn in goed en kwaad te denken. Het is heel verfrissend wanneer je beseft dat het ook zonder kan.
Zintuigen
Honden gebruiken hun ogen, zoals iedereen die een hond heeft duidelijk zal zijn. Ze kunnen echt goed zien (wat minder kleuren dan wij, maar ze zien wel kleuren).
Maar honden hebben verder natuurlijk een veel beter gehoor dan wij, en vooral een veel beter ontwikkelde neus. Het is belangrijk om je hond de gelegenheid te geven die neus te gebruiken. Honden moeten kunnen snuffelen!
Tijdens een wandeling kun je je proberen voor te stellen hoe de wereld is voor je hond. Je bekijkt de wereld dan zelf ook met andere ogen.
Beleefd
Honden zijn heel beleefde wezens. Als pup leren ze dat van hun ouders, maar het zit er voor een groot deel ook al direct in. Wanneer ze hun tandjes zetten in een broertje of zusje en die piept hard, stoppen ze direct.
Ze laten elkaar op allerlei manieren zien dat ze het goed bedoelen, of dat het ze teveel wordt, en andere honden pikken dat op. Het is dus goed om zelf ook beleefd te zijn tegenover je hond!
Communicatie
Beleefd zijn doen honden door onderling te communiceren. Communicatie is dus heel belangrijk.
We vinden het normaal dat honden onze taal voor een deel leren: dat ze leren begrijpen wat we bedoelen met ‘Hier’ en ‘Blijf’.
Vaak leren honden dan ook veel eerder en beter ons te begrijpen dan wij hen. Terwijl het natuurlijk eigenlijk bij de opvoeding van je hond hoort dat je leert om je hond te begrijpen, en ook van de lichaamstaal van de hond gebruik maakt om aan te geven wat je bedoelt.
Vertrouwen
Tenslotte is het belangrijk om te leren vertrouwen te hebben in je hond. Een hond krijgt bij geboorte (en door die eerste 8 tot 12 weken) veel mee dat je alleen maar een beetje hoeft te begeleiden en ondersteunen: het komt vanzelf goed.
Zindelijk worden bijvoorbeeld, doen honden eigenlijk vanzelf. Ze houden hun leefomgeving graag schoon, en hoe ouder ze worden, hoe groter hun leefomgeving (je huis en vaak ook de tuin), en hoe beter ze hun plas en poep kunnen ophouden tot ze buiten hun leefomgeving zijn.
Je hoeft dus niet het idee te hebben dat je ze dat moet leren met straffen (al helemaal niet!) of belonen. Ze helpen door vaak genoeg naar buiten te gaan is voldoende.
En ook het beleefd zijn is als het ware ingebouwd. Je hoeft er alleen maar voor te zorgen dat je hond kennis kan maken met andere honden, waarbij je ingrijpt als het teveel wordt voor je hond. Dat is vooral met andere puppies soms nodig, omdat die nog niet hebben geleerd op signalen van andere honden, dat het ze teveel is te reageren. Een paar maanden later hebben ze dat helemaal goed voor elkaar, zonder dat jij daar aan te pas hoefde te komen.
Methoden
Een aantal methoden die hier aan voldoen zijn:
- De Connectiemethode van Geert de Bolster
- Ethical Dog Training, op basis van wat Turid Rugaas zegt, te vinden via https://www.pdte.eu/find-a-trainer
- Elke methode waarbij het welzijn van de hond centraal staat.
En autisme?
En wat heeft dat dan te maken met autisme?
Eigenlijk is deze manier van opvoeding wat je wenst voor elk kind, en met name voor elk autistisch kind: vertrouwen in het kind, rekening houden met hoe een kind in elkaar zit, leren communiceren met je kind, waarbij jij je verdiept in wat je kind probeert aan te geven, dat zou al zoveel schelen!
Het komt er dan op neer dat je je kind zich helpt te ontwikkelen volgens zijn of haar eigen aard, in plaats van dat je via de opvoeding probeert van je kind een soort modelmens te maken. Dat wringt bij alle kinderen, maar vooral bij autistische kinderen.