Romaanse kerktoren
Saint Jean Soleymieux

Pesmes - Mende

We vertrekken met dikke mist uit Pesmes, over kaarsrechte wegen.

In de Bourgogne zoeken we smalle binnendoorweggetjes op: de Bourgogne is heerlijk om door te rijden!

We volgen de Route des Balcons een stukje naar Le Puy en Velay, en het landschap wordt woester naarmate we dichter bij Mende komen.

Dit reisverhaal begint met dag 1.

donderdag, 30 april 2009

Een Frans ontbijt met vers stokbrood, croissantjes en jam, en zoveel heerlijke koffie als we willen, geservereed door de echtegnoot himself.

Ernst vraagt hem nog of hij een plak ham heeft, en die wil hij wel in het restaurant gaan halen!.

Dan kunnen we vertrekken (nadat we hem verteld hebben dat dit het allermooiste Hotel de France is dat we kennen).

Het mist, en het is koud, maar iets minder koud dan gisteravond, en het is droog.

 

De GPSsen staan nog op "snelste route", en zo rijden we eerst naar Dole en vandaar over de D673, de N73 en de N6: lange rechte wegen: de N73 en de N6. Niet erg inspirerend maar we maken wel veel kilometers zo.

 

De weg is zo absurd recht dat je blij bent als er een omweggetje is vanwege werk aan de weg: een bocht, lang niet gezien!

 

Het landschap is vlak: ook zonder de mist zou het uitzicht niet voldoende tegenwicht tegen het gebrek aan bochten bieden.

Gelukkig is er af en toe een dorp als afwisseling.

Ik heb medelijden met de mensen die daar wonen: wat zal daar hard gereden worden...

 

De mist levert af en toe mooie taferelen op: hier lijkt het alsof hij uit de grond komt.

 

Bij een gebrek aan zon kun je het geel van het koolzaad extra op waarde schatten.

 

Alles is hier recht: zelfs de bomen staan in strakke rijen.

 

Als we een tuin met miniatuurtrein zien is het alsof we in iemands treinopstelling op zolder zijn beland, en zelf door zo'n Märklin-landschap rijden.

 

Onderweg zien we veel restaurants en hotels langs de kant van de weg, waarvan vele, zoals deze, het duidelijk niet meer doen.

De N6 was vroeger één van de belangrijkste routes van noord naar zuid door Frankrijk, maar de péage heeft daar een eind aan gemaakt.

 

Eén zo'n restaurant ziet er wel interessant uit: la maison de la photographie. Geen idee of shet nog functioneert...

 

We zijn niet ver van Tournus (waar we een einde maken aan de lange rechte wegen) als de zon zo permanent is doorgebroken dat we de regenpakken kunnen uittrekken en de zonnebrillen opzetten.

Bovendien zetten we de GPS op "kortste route": afgelopen met die rechte wegen!

 

De N6 neemt afscheid van ons met een heuse bocht.

 

De Bourgogne kondigt zich aan via de wijn.

 

Tournus lijkt alleen maar uit restaurants te bestaan: een echte Bourgondische stad. Het ziet er erg aanlokkelijk uit allemaal, maar het is nog geen tijd om te gaan eten.

 

Na Tournus slaan we kleine weggetjes in, door de Bourgogne.

De huizen hebben er hoge daken met donkerrode leisteenvormige dakpannen, waar wel drie verdiepingen in passen. Torens met geglazuurde dakpannen in verschillende kleuren.

En tussen de dorpen is alles sappig en erg groen.

 

Dat we door de Bourgogne rijden wordt extra duidelijk als we Chardonnay tegenkomen.

 

Het is een dorp, en er is weinig bijzonders te zien. Er staan een paar enorme vrachtwagens voor de wijn, en verder is aan alles te zien dat het uiterst welvarend is.

 

Buiten de dorpen zijn uiteraard overal wijngaarden.

 

Het is hier ongelofelijk mooi rijden. Een en al bochten, kronkelende beekjes, hellingen met druiven en grazige weiden.

Af en toe wil de Crocodile een weggetje zonder bord of nummer inslaan, en als ik dat negeer (hij heeft me nogal eens zandweggetjes ingestuurd) blijkt het steeds een afsteekje te zijn van de weg waar we op rijden. Er is ook nog eens vrijwel geen verkeer: we zijn in een paradijsje terecht gekomen.

 

Bochten, bochten, bochten, en de Tenere houdt er van. Heerlijk!

 

We rijden de Rhone-Alpes streek binnen. Minder wijn en meer bos, maar evenveel bochten.

 

Om een uur of 1/2 2 zie ik in St Denis de Cabanne een café-restaurant met terras buiten in een plaatsje.

We stoppen en vragen of we een omelet of zo kunnen krijgen. Dat kan niet; alleen het menu du jour. Een voorgerecht, een steak en wijn. De steak blijkt geen taaie schoenzool zoals meestal in menu du jours, maar echt heel erg lekker sappig en smakelijk.

Aan het tafeltje naast ons drinken ze Ricard en Rosé.

 

Opstappen en weer verder rijden. We komen zuidelijker. De blauwe regens bloeien volop, de seringen bloeien, de huizen worden lichter en we zien vaker die typisch Franse lila luiken. De koeien veranderen van lichtbruin in wit.

Pleinen zijn voorzien van schaduwbomen, die nog in blad moeten komen.

 

Vlak voor Roanne steken we de Loire over.

 

We dwalen over smalle weggetjes door boerenlandschap, met eiken en brem.

 

Tanken in Boën.

Na Boën is er een lange rechte weg (de D8) naar Montbrison.

 

Vanuit Montbrison komen we op de D5 terecht: een mooie wat bredere weg met heerlijke lange bochten en verre uitzichten.

 

Dorpen ter afwisseling, zoals Saint Jean Soleymieux, met oude kerk met vierkante toren.

 

Ik ben al een poos op zoek naar een plek om pauze te houden: ik ben erg moe. Op dat moment heb ik het nog niet zo in de gaten, maar het motorrijden kost me toch structureel meer energie dan ik gewend was. Nu we dankzij m'n motor weer lange afstanden kunnen rijden merk ik dat pas goed.

In St Bonnet-le-Chateau gaat Ernst voorop rijden op zoek naar een terrasje.

Om bij het kasteel uit te komen rijden we het stadje per ongeluk eerst uit: keren (waar ik nog steeds erg tegenop zie met dit soort hoogteverschillen, maar de Tenere blijkt dat altijd weer veel gemakkelijker te vinden dan ik).

 

Op het plein aan de hoofdweg vinden we een terrasje.

Ik ben echt helemaal op!

We veranderen hier ons plan. In plaats van in St Flour de snelweg te nemen om over de brug van Millau te rijden, nemen we de snelste route naar Millau, via Puy-en-Velay en Mende. Heel makkelijk: wat tussenpunten weghalen en klaar.

 

En dan is het weer: on the road.

 

Vanaf Estivareilles loopt er een spoorweg die zo'n beetje dezelfde route als de D498 heeft. Dat maakt Estivareilles dus een eindstation; geen idee wat er zo belangrijk is aan dat plaatsje!

 

Na Estivareilles is de D498 deel van de Route des Balcons, en die naam is geheel terecht: grandioze bochten en uitzichten!

 

De weg is vrij leeg, het weer is precies goed, de bochten zijn lang en zelden blind: nadat ik op het terras wat ben uitgerust is dit een weg om weer op te laden.

Doordat we nu de "snelste route"-optie aan hebben staan wijst het pijltje van de Crocodile bijna voortdurend rechtuit, wat het rijden ook een stuk gemakkelijker maakt.

 

Af en toe kom je door een plaatsje, zoals hier, Craponne-sur-Arzon, met versterkte huizen.

 

En dan rijden we op de D1, met iets minder bochten, maar nog steeds erg mooi rijden.

 

In St Paulien rij je langs deze kerk uit de elfde eeuw.

 

Dan de N102 naar Le Puy-en-Velay, met vlak voor de splitsing waar je de N68 op kunt draaien uitzicht op het fort van Polignac dat op een vulkaanpiek ligt.

 

De reclameborden voor bedrijven in Le Puy en Velay hebben deze door de zon uitgelichtte rotsen als achtergrond.

 

Dan zien we Le Puy-en-Velay liggen, met de statue Notre Dame de France, het beeld van onze-lieve-vrouwe van Frankrijk, hoog op de piek van een vulkaan.

 

Even later zien we de kapel van St Michel d'Aiguilhe, op een andere vulkaanpiek.

 

Er is een moment waarop je ze beide in beeld hebt: de Notre Dame de France en de Chapelle St Michel d'Aiguilhe.

 

Je krijgt ook nog de tijd om ze van dichtbij te bekijken: de Chapelle de St Michel d'Aiguilhe, .

 

En Notre Dame de France. Je vraagt je in beide gevallen af hoe ze het voor elkaar hebben gekregen om die dingen bovenop die vulkanen te krijgen.

 

We laten de hotels in Le Puy en Velez voor wat ze zijn: het was gemakkelijk rijden, het afgelopen stuk, en ik vind dat ik nog wel een stuk verder kan.

Als we Le Puy uit zijn zitten we op de N88.

 

We zien medemotorrijders langs de kant van de weg: allemaal een GS, bepakt en bezakt.

 

De N88 blijkt een mooie aangename weg met weinig verkeer.

 

De N88 klimt daarna omhoog. Er verschijnen kleine stapelmuurtjes in het landschap om weilanden met bruin gras af te perken. Geen druiven meer, geen graan en geen koolzaad; alleen nog dorre graslanden, dennenbossen en moerasachtige natte stukken, en rotsen.

 

De bochten zijn perfect: dit is een echte circuit-weg (met helaas ook erg veel doden, gezien de borden langs de kant die dat aangeven, en de bloemetjes die nog meer plekken laten zien...).

 

De stapelmuurtjes veranderen: het zijn nu grote zwerfkeien waar ze uit bestaan, en die keien zie je in nog grotere maten los liggen. Het is nog hoger en nog kouder geworden. het landschap is woest en weids, en er zijn nu voortdurend bergtoppen met sneeuw te zien.

De zon begint op z'n einde te lopen, en we zijn al een poos op zoek naar een hotel, maar dit gedeelte van de N88 is erg leeg.

 

Het eerste hotel dat we vinden is in Mende, en heet ook Hotel de France.

Het is boven ons budget, maar we zijn erg hard toe aan warmte en een bed: vooral ik ben uitgeput.

 

De motoren mogen in de garage (in het oude gedeelte, met eeuwenoude gewelven).

 

De gangen en de kamer hebben een vloerbedekking van mooie oude tegels, er is een ligbad en beneden drinken we een glas Chardonnay in leunstoelen bij een enorme open haard (die niet brandt, maar dat is ook niet nodig: de temperatuur is heel erg aangenaam hier).

 

Even heel lekker luxe bijkomen: we hebben vandaag 480 kilometers op de teller, met heel veel hele kleine weggetjes daartussen.

Ik heb het hier zelf nog niet echt in de gaten, maar ik kan heel veel minder aan dan voor het ongeluk....

 

© Copyright - Auteur: Sylvia Stuurman , Foto's: Ernst Anepool .
Copyright 1993-nu.
Voor commentaar, e-mail adres: sylviastuurman@gmail.com
 
terug Code voor foto: