Zuilen en bogen
De Mezquita van Almonaster La Real

Merida - Almonaster La Real

We vertrekken uit Merida, en rijden naar het zuiden, door de dehesa van de Extremadura.

We zien varkens tussen de eiken, de varkens van de Jamon Iberico.

Langzamerhand wordt het bergachtiger, vooral na Jerez de los Caballeros.

We rijden Andalucia binnen, en stoppen in Almonaster La Real, waar we een plek vinden om te eten en te slapen, en de Mezquita bekijken, een oude Moorse moskee.

Dit reisverhaal begint met dag 1.

maandag, 11 mei 2009

We ontbijten weer in de panaderia met desayuno's (ontbijt), brood, lunch, tapas, avondeten en alles wat je nog maar kunt bedenken (El Horno de Santa Eulalia), en het is er (terecht!) razend druk.

We kunnen nog net een tafeltje bemachtigen, maar zodra iemand opstaat is het tafeltje alweer bezet voor de vertrekkende persoon goed en wel weg is, en als iemand alleen aan tafel zit vragen mensen of ze erbij mogen zitten.

Een oude man die alleen zit maakt daar dankbaar gebruik van en heeft op die manier verschillende aangename gesprekken met dames op zoek naar een tafeltje.

Dit is de leukste manier om te ontbijten: je voelt je even medebewoner van Merida (hoewel iedereen mij onmiddellijk als noorderlinge, en dus als toerist, er uit pikt, helaas).

 

Voor we vertrekken wil Ernst nog een Goede Daad stellen: de man van het hostal was gisteren zo lief om de TV te ontpluggen om ons van stroom te voorzien op de binnenplaats (zodat Ernst z'n foto's kon bekijken en ik m'n verhaaltje kon schrijven en we beiden het notebook even aan de stroom konden hangen als de accu op dreigde te raken). Een TV in Spanje staat 24 uur per dag, 7 dagen per week aan. Het was dus een heldendaad van de hostaleigenaar!

We zoeken daarom een winkel die er uitziet alsof ze er verlengsnoeren verkopen, en Ernst vindt zo'n winkel.

Als hij aan de beurt is weet hij, die nooit zoals ik het boekje met de cursus Spaans zit te bestuderen, met de woorden die hij heeft opgepikt tijdens de keren dat we hier geweest zijn, de verkoper duidelijk te maken wat hij wil hebben. Ik sta daar altijd weer verbaasd van: als iemand iets terugzegt moet ik vertalen, want ik ken echt veel meer Spaans dan hij, maar hij weet met die veel kleinere woordenschat alles voor elkaar te krijgen, terwijl ik constant naar woorden aan het zoeken ben, en niets paraat heb wanneer ik iets wil zeggen...

 

Hier is hij, de eigenaar van Hostal Alfarero.

Bijzonder aanbevolen: heerlijke binnenplaats, mooie kamers met als extra pluspuntje die prachtige gekleurde wasbakken (alfarero betekent pottenbakker), en een erg plezierige eigenaar. En bovendien in hartje Merida.

Hij is totaal verrast vanwege het verlengsnoer dat hij krijgt, zodat hij in het vervolg de TV aan kan houden en tegelijkertijd verwende gasten zoals wij van stroom kan voorzien.

 

Het begin te regenen als we vertrekken: we trekken voor de zekerheid de regenpakken aan.

Bij het uitrijden van de stad moeten we extra opletten, op de spekgladde straten.

Het is niet eenvoudig om Merida uit te komen via iets anders dan een snelweg. De Becker van Ernst, die voorop rijdt, staat nog op snelwegen aan, en zo komen we tot twee keer toe door het centrum van Merida, inclusief die spekgladde straten.

Maar als we de echte uitgang hebben gevonden is het gestopt met regenen, en zijn er enorme blauwe plekken in de lucht.

We rijden via Calamonte en komen in Arroyo de San Servan terecht, waar deze foto is genomen.

Onderweg zie je op elke kerk, op elke electriciteitsmast, op elk hoog gebouw Ooievaarsnesten.

 

Tenslotte zijn we Merida uit, en rijden we over een smal recht weggetje door de velden: op en neer, dan een bocht, en dan weer een poos recht en op en neer.

We rijden hier door het wijngebied van Tierra de Barros , en dat is te zien: overal uitgestrekte velden met wijnstokken.

Waar geen wijn groeit is het kaal grasland of er staan, verspreid, olijfbomen.

De lucht wordt steeds blauwer, maar je kunt aan de grond waar de druiven in staan zien dat het ook hier heeft geregend.

 

In Santa Marta de los Barros rijden we in de zon. We trekken er de regenspullen uit.

De oordopjes gaan in, want het waait hard, maar het ziet er naar uit dat het droog blijft.

 

We zien dan steeds minder druiven, en steeds meer dehesa: grasland met verspreid staande bomen, vooral eiken.

In gemeenschappelijk bezit, en geschikt als weidegebied, om kurk te produceren, voor hout, paddestoelen, enzovoort.

Het is aangenaam bochtig, en het wordt steeds heuvelachtiger.

 

De route loopt langs La Morera.

Wat je hier ziet is de achterkant van de Iglesia San Lorenzo Martir. Die achterkant lijkt eerder op een kasteel als op een kerk. De voorkant heeft een open klokketoren. Je kunt die toren op de foto nog net zien, achter de palm.

En uiteraard zijn er Ooievaarsnesten op de kerk.

 

Als we onderweg door een dorp komen, is de hoofdweg een smal straatje, zoals hier in Salvatierra de los Barros.

Om ons heen zien we wolken, donkere wolken vaak, maar we rijden, sinds we de regenspullen hebben uitgetrokken, voortdurend in de zon.

 

We rijden dan zo langzamerhand de bergen in, steeds met precies boven en voor ons het blauw, en de rest van de hemel donkergrijs gekleurd.

We rijden door laag open eikenbos, met heel aangename bochtjes, en cistusrozen. En varkens! Eindelijk zien we overal varkens tussen de bomen lopen. Zwarte slanke varkens, de levende jamon Iberico bellota!

Jamon Iberico, de beroemde ham uit Spanje, is gemaakt van de donkere varkens die je hier ziet (vandaar het synoniem pata negra, zwarte poot). Een ham mag alleen Jamon Iberico genoemd worden als precies die varkens er voor zijn gebruikt: het is DO (Denominacion de Origen) beschermd.

De duurste kwaliteit Jamon Iberico is de Jamon Iberico de bellota. Alleen ham van zwarte varkens die vrij rondscharrelen tussen de eiken, op de dehesa, zoals hier, mag zo worden genoemd.

Die varkens eten vooral eikels, en dat geeft nnog eens extra smaak aan de ham.

 

We zijn al vaker door de dehesa gereden, maar dit is de allereerste keer dat ik echt die varkens zie lopen.

Ik vraag me vaak af hoe het komt dat Nederland geen DO heeft ingesteld. Het is een perfecte manier om aan consumenten kwaliteit te garanderen, en om het mogelijk te maken dat deze dure manier van ham maken bestaansrecht kan houden.

Zoveel bestaansrecht dat zelfs ik, die maar nooit snapt dat een Spanjaard bij het zien van een lammetje in de wei een levende lamsbout ziet, hier steeds aan die ham moet denken!

 

Dit is de BA152, door de dehesa op z'n best.

Op de Michelinkaart is mooi te zien hoe de dehesa de kaartenmaker een probleem bezorgt: we rijden nu door het groen (dat in Michelin-termen voor bos staat), terwijl we hiervoor doot wit reden (de Michelinkleur voor akkers en weilanden). Wanneer is de dehesa akker- en weilandengebied, en wanneer telt het als bos?

 

De weg is van aangename bochten voorzien, vooral wanneer je, zoals hier, een riviertje oversteekt.

Hier kun je de dehesa toch wel ondubbelzinnig bos noemen ;-)

 

De BA152 komt uit bij Jerez de los Caballeros. We rijden het stadje in, op zoek naar een bar. Daartoe houden we een van de torens die je boven de stad uit ziet steken als richtpunt aan, in de hoop dat daar een Plaza mayor is, met bars en terrasjes.

De toren die je op de foto ziet, is die van de Iglesia de Santa Catalina. Er steken een aantal torens uit boven Jerez de la Caballeros; de Santa Catalina is volgens mijn reisgids de minst bijzondere, maar hij leek het meest in het centrum te liggen.

 

De straatjes zijn smal en steil, en - terecht uiteraard - allemaal eenrichtingverkeer.

We vinden nergens een Plaza Mayor, of zelfs maar een bar in een steegje.

Hier en daar staat een bordje naar "Centro Ciudad", naar het stadscentrum, maar ondanks dat we die bordjes steeds keurig opvolgen komen we nooit op een plek met een bar...

 

Tenslotte geven we het op. We krijgen nog wel een blik op een van de andere torens, die van de San Miguel de Arcangel.

De toren is barok versierd. Erg mooi, maar we vinden geen bar, er is echt nergens een bar te vinden.

Tenslotte komen we weer uit op een punt waar we al zijn geweest. Ik rij de stad uit: er waren een aantal plekken die erg lastig waren: stoppen op erg steile stukjes bijvoorbeeld, dat blijft moeilijk met te korte benen.

Ik ben benieuwd of Jerez de los Caballeros nog ergens een plein heeft; ik heb nu het beeld van een wirwar van dit soort stegen, en niets anders! Hoewel, als ik het me goed herinner hebben we wel een pleintje gevonden, maar was dat leeg...

 

We rijden Jerez de los Caballeros weer uit. Vanaf de weg heb je dan een mooi zicht op het stadje.

Het ziet er erg mooi uit, met z'n witte huizen en z'n torens. Maar erg uitnodigend qua mogelijkheden tot eten of drinken is het niet...

Op de foto kun je aan de rechterkant ook nog een kasteelachtig geheel ontdekken: het fort van de tempeliers (een soort ridder-monniken die graag op oorlogspad gingen tijdens de kruistochten) waar het "caballeros" van de naam van het stadje op slaat. Jerez de los Caballeros heeft een lange geschiedenis: de Phoeniciërs woonden er al, de Romeinen, de Visigothen, de Moren. En de tempeliers dus: nazaten van wie wij de Noormannen noemen, die in de gaten hadden gekregen dat je als koning meer macht had als je daarbij ook stelde dat je macht had uit naam van god.

 

We rijden een stukje over de N435 en slaan dan een smaller weggetje in, in de richting van La Bazana.

Het bord rechts geeft aan dat we hier door de Dehesa Boyal rijden: hier is de dehesa op z'n mooist, golvend.

Er zijn hier op veel plaatsen waterplaatsen, en behalve varkens zien we ook koeien en paarden rondlopen.

 

En hier, vlakbij La Bazana, lopen ook ezels.

Het is niet lang geleden dat in Spanje op veel plaatsen de ezel (en de muilezel en het muildier) het belangrijkste transportmiddel was. Spanje is in een ongelofelijk tempo uit de Middeleeuwen de moderne tijd binnengerace'd.

In La Bazana is trouwens een bar, maar als we daar stoppen komen, zo lijkt het, alle mannen van het dorp naar buiten om te kijken naar die twee vreemde wezens. Dat is me iets te veel van het goede: we zoeken verder.

 

We komen terecht op de B435. Eigenlijk was mijn plan om via Encinasoia te rijden. De weg daar naar toe staat op de Michelinkaart onverhard getekend, en, gezien de route die de Becker kiest, is dat nog steeds zo.

Dat zie ik pas als we de N435 bereikt hebben, en we laten het maar zo: de weg zou tientallen kilometers lang onverhard worden, en we zouden een eind terug moeten rijden om hem te vinden.

De N435 is bepaald geen onverharde weg, maar hij blijkt erg aangenaam.

Onderweg komen we steeds meer van dit soort plekken tegen waar Jamones Ibericos worden gemaakt: hammen, van zwarte varkens. Deze plek ligt tussen Frenegal de la Sierra en Higuera la Real.

 

Vlak voorbij Higuera la Real, aan een parallelweggetje van de N435 aan een industrieterrein, zien we een wegrestaurant: Cafeteria-restaurante Las Cupulas.

Er is een terras buiten, maar daar is het te winderig voor: we gaan binnen zitten.

Binnen bestellen we een menu del dia (dagmenu; meestal alleen tijdens de lunch te krijgen, een bijzonder aan te raden manier om lekker en goedkoop te eten in Spanje), onder het genot van de TV en mede-eters.

Opvallend hier is dat op alle andere tafeltjes water staat in plaats van wijn: blijkbaar drinkt niet meer iedereen wijn bij het eten 's middags, als ze nog de weg op moeten.

De patates estofado (letterlijk: gestoofde aardappelen; je ziet ze op m'n bord liggen; heerlijk!) mag ik uit een enorme pan opscheppen, zoals dat met de soep ook nog vaak gebeurt in Spanje: die blijft gewoon op je tafel staan tot je klaar bent, en je mag er zelf zoveel en zo vaak van opscheppen als je wilt.

Toe hebben we versgeperste Zumo de naranja, en inclusief de koffie daarna en de wijn zijn we 18 euro kwijt: dat zijn de betere wegrestaurants!

 

We rijden Andalucia binnen, en de weg wordt steeds mooier, het landschap bergachtiger.

Ik zie nu, op de kaart, dat er een alternatief weggetje is dat eerst aan de oostelijke kant van de N435 loopt, en daarna aan de westelijke kant. Als we hier een volgende keer komen, en dat staat in de planning (zoals ongeveer elke plek in Spanje in de planning staat om nogmaals te bezoeken), dan zullen we dat weggetje gaan verkennen.

 

De weg wordt mooier en mooier. We rijden een poos op met een auto die ons steeds weer bijhaalt nadat wij eerder langs een vrachtwagen of bestelauto konden dan hij; hij haalt ons nooit in: waarschijnlijk vindt hij het net zo leuk als wij.

Er is weinig verkeer: je kunt hier echt heel erg van de bochten genieten.

Leuk is het ook om langs Jabugo te rijden. We zien er niets van, maar het is de stad van de Jamon Iberico.

We zien dan ook nog steeds overal die zwarte varkens onder de bomen, vrij lopend.

Ik moet dan ook zeggen dat ik verbaasd was niets van die aanwezigheid van Jabugo te merken: er zijn hier geen stalletjes of tenten waar je ham kunt kopen en eten langs de weg: je moet gewoon de stad in als je dat wilt. Dit is een illustratie van de (heerlijke) niet-commerciele instelling van Spanje.

 

We slaan na Aguafria ("Koud Water") rechtsaf, naar Almonaster La Real. Je rijdt dan langs een mooi bergweggetje, door een bos van eiken en tamme kastanjes.

Aan het begin van het dorp zien we een hotel-restaurant, en ik stop. Het is nog maar een uur of drie, dus we kunnen Cadiz vandaag halen, maar zullen we misschien dit hotel nemen, en het lekker rustig aan doen? We vinden het allebei een prima idee.

Een grote groep kinderen is hier net op schoolreisje geweest: ze staan op het punt te vertrekken. We zullen Almonaster La Real voor onszelf hebben.

De bomen met het fris-groene blad zijn sinaasappelbomen; je ziet hier en daar ook een sinaasappel hangen.

 

Het is Hotel-Restaurante Casa Garcia waar we voor zijn gestopt (ik heb helaas geen website voor het hotel kunnen vinden).

Het is even zoeken tot we iemand gevonden hebben die ons kan helpen, maar dan blijkt dat er een kamer is, met terras, met uitzicht.

We hebben nog een hele middag en een avond om rond te lummelen!

Almonaster is een klein plaatsje, maar trots op z'n geschiedenis. Overal in het dorp vind je deze plattegrondjes (het Spaanse woord daarvoor is "callejero"), met de "lugares de interes", de bezienswaardigheden.

 

Onze kamer is voorzien van balkonnetje, en van daar uit hebben we al een prachtig zicht op wat we straks gaan bekijken: de mezquita van Almonaster La Real, het kerkje dat van binnen een nog vrijwel intacte moskee is, uit de tijd van de Moren

Ik wist dat die mezquita in Almonaster is: daarom stond het op de route. Van te voren is altijd lastig te bepalen of je tijd en zin hebt om zoiets te gaan bekijken, maar eigenlijk is het de perfecte tijd om hier aan te komen, een uur of 3. Je hebt dan alle tijd om rond te kijken.

 

De mezquita staat echt uitstekend aangegeven, en onderweg, door de steile straatjes met witte huizen met veel rozen en geraniums, komen we nog extra uitleg tegen over Almonaster, onder andere dat de Mezquita het beroemdste gebouw is, waar ik me wel iets bij voor kan stellen.

Je loopt na een klein Plaza'tje met lieve kerk met open klokkentoren, de Iglesia de San Martin (het plein wordt ook gebruikt door zich vervelende jongens, om te hangen) omhoog, en dan kom je bovenop het bergje waar Almonaster tegenaan is gebouwd.

De heuvel is voorzien van muren: restanten van het castillo (waarschijnlijk een Moorse alcazaba). Almonaster La Real was lange tijd alleen binnen dat kasteel bebouwd (het was dus meer een vesting dan een kasteel).

Bovenop die heuvel staat de mezquita, met een Plaza de Toros er tegenaan gebouwd (met mooie rode ingang uit 1895).

Van de buitenkant is het al een erg mooi gebouw.

 

Ook voor de ingang van de Mezquita staat een uitgebreid informatiebord. Ik ben daar een groot liefhebber van. In de VS weten ze met behulp van informatieborden plekken waar vrijwel niets te zien is nog echt interessant te maken; hier is de plek op zich natuurlijk al heel erg bijzonder, maar ook dan is het, voor iemand als ik, nou eenmaal leuk om er zoveel mogelijk informatie over te vinden.

Op de plek waar nu dit kerkje staat stond waarschijnlijk al een Romeinse tempel. Daarna werd het een Visigotisch kerkje (het altaar is nog uit die tijd), en vanaf de tiende eeuw werd het de mezquita.

Op de plattegrond zie je rechts een halfronde nis, de mihrab, die naar Mekka wijst. Die is intact gebleven. Op de plattegrond is zelfs netjes aangegeven welke zuilen nog origineel zijn.

 

Binnen zuilen, met tegen de ene wand een altaartje van marmer (we lezen later dat dat een altaar is van de Visigothen: die hebben een basilica gebouwd op resten van een Romeins fort, en de Moren hebben dat weer gebruikt voor hun Mezquita), en in een andere wand een boog met de Mihrab, aan de kant naar Mekka.

Alles is kaal. Je kunt ook mooi zien hoe de Moren, net als in Cordoba, gebruik hebben gemaakt van wat voorhanden was: de Romeinse zuilen van verwoeste gebouwen zijn hergebruikt; alle zuilen zijn verschillend.

Het is een soort versimpelde Mezquita van Cordoba: hetzelfde ritme, maar dan in het klein.

Ik vind het altijd weer ongelofelijk dat een bouwwerk van zo lang geleden zo "fris" aandoet, zo plezierig is voor mensen van nu, om naar te kijken en in te lopen.

 

Je kunt in de toren klimmen, maar de manier waarop je daar het uitzicht tot je kunt nemen bevalt me niet erg ;-)

Je kunt van hier wel de arena zien liggen: de corrida is met gras begroeid.

 

Ernst bekijkt voor mij de omgeving, en zet alles op de foto.

Deze vervallen boerderij doet me er aan denken dat we jarenlang bij elke grote bouwval tegen elkaar riepen: "Hotel, wordt dat ons hotel?". Het lijkt zo'n aantrekkelijk idee, zo'n gebouw in ere te herstellen en er een hotel van te maken voor motorrijders.

Deze omgeving is er ook uitermate geschikt voor. Wij zijn niet de geschikte mensen om zoiets te doen, maar als iemand plannen heeft: ik denk dat je dit pand voor een appel en een ei kunt kopen...

 

Van bovenaf kun je ook mooi het fort zien, het castillo, de versterking rond de heuvel uit de Moorse tijd. De muur die je ziet was lange tijd de muur rondom Almonaster La Real (dat nu aan de voet van deze heuvel ligt, buiten de muren dus).

Ik blijf veilig beneden.

De naam Almonaster is trouwens ook Moors (alle Spaanse woorden die met al beginnen zijn dat). Het heette hier vroeger Al Munastyr, en de naam sloeg op de Visigothische kerk die hier stond voor hij vervangen werd door de mezquita. Het huidige Spaanse woord voor klooster is Monasterio; dat woord is dus Moors!

 

Hier zie je Almonaster La Real liggen, aan de voet van de heuvel waar de mezquita op staat, naast deze kleine Plaza de toros.

Je ziet ook de omgeving: beboste heuvels. Dit is een heerlijk gebied voor motorrijders!

 

Er zijn mensen aan het werk, bij de Plaza de Toros. Ze laten Ernst naar binnen, zodat hij alles van nabij kan bekijken.

Op de achtergrond zie je de kerktoren die aan de mezquita is gebouwd.

Zo'n Plaza de toros brengt je altijd op het moeilijke onderwerp van stierengevechten. Ik ben daar ambivalent in: ik zou er nooit naar willen kijken, maar ik zou ook nooit willen kijken naar een abattoir. En van de stieren die zo'n gevecht in gaan, weet je in ieder geval zeker dat ze een ongelofelijk mooi leven hebben gehad: ze leven in uitgestrekte gebieden, met bomen voor schaduw, beken voor water, in alle vrijheid. Van dieren die naar het abattoir worden vervoerd kun je dat bepaald niet zeggen...

 

Nog weer later, als de medebezoekers verdwenen zijn, zitten we binnen de muren rond de mezquita naar de omgeving te kijken. Dan zie ik een donkerblauwe vogel op de muur: een Blauwe Rotslijster!

Dit is één van die vogels waar ik al sinds ik geïnteresseerd ben in vogels naar op zoek ben. Hij leeft in berggebieden, en in mijn vogelgids staat dat hij in sommige gebieden in dorpen net zo algemeen is als Merels bij ons, maar ik had er tot nu toe nog nooit een gezien.

Op zoek zijn naar zo'n vogel die je alleen uit de boeken kent is een vreemde ervaring: als je een vogel alleen van plaatjes kent, heb je nog geen gevoel voor hoe hij "in het echt" overkomt: zou je dat blauw wel kunnen onderscheiden van het zwart van een Merel? Zou ik niet gewoon al jarenlang Blauwe Rotslijsters voor Merels hebben aangezien? Zou dat blauw gewoon grijs lijken?

En dan zie je zo'n vogel voor het eerst, en al bij de eerste glimp weet je het onmiddellijk: dit is een Blauwe Rotslijster, geen vergissing mogelijk, en je weet ook direct dat je hem nog nooit eerder hebt gezien omdat hij zo super herkenbaar is.

 

Hij is totaal niet schuw: we kunnen gewoon vlakbij hem gaan zitten. Hij blijft lang bij ons in de buurt: hij vliegt steeds op van de muur van het castillo, pakt dan vliegend insecten, en strijkt weer neer op de stenen, om z'n gevangen insect op z'n gemak op te eten en uit te kijken naar een volgende prooi.

Het blauw is echt heel erg mooi blauw, zoals je ziet, en dan gaat hij af en toe ook nog eens zitten op een stuk muur met fel oranje plekken (ik weet eerlijk gezegd niet of het een mineraal is of een organisme). De wind waait z'n veren op z'n kop hier tot een kuifje, maar verder kun je goed de verwantschap met de Merel zien.

Wat een ongelofelijk mooie vogel, en dan zien we hem ook nog eens op zo'n ongelofelijk mooie plek!

 

We lopen terug met een omweg, door Almonaster La Real.

Op elke toren zitten Ooievaars, en bij dit nest zien we er eentje die z'n jong aan het voeren is.

Voor wie het vogelkijkvirus niet heeft is het misschien moeilijk voor te stellen wat een geluksgevoel het je geeft, om in een dorp rond te lopen en een Blauwe Rotslijster van dichtbij te zien, en even later een Ooievaar die z'n jong voert.

Vogels zijn zo lekker zichtbaar: ze leven in dezelfde wereld als wij, en maken vaak, zoals hier, handig gebruik van de manier waarop wij de wereld naar onze hand zetten. Ze staan daarom symbool voor diversiteit: het gegeven dat je de wereld zo kunt inrichten dat er plaats is voor allerlei soorten wezens, die niet alleen naast elkaar kunnenn leven, maar elkaar ook iets te bieden hebben. Wij hebben de Ooievaar kerktorens te bieden, om nesten te bouwen, en de Ooievaar heeft ons z'n gratis voorstellingen te bieden, van hoe hij vliegt, kleppert en z'n jongen voert.

Wat mij betreft zou elke maatregel die je overweegt daarop bekeken mogen worden: draagt hij goed bij aan diversiteit? Van alle soorten wezens, inclusief mensen?

 

Als je in zo'n stemming bent is het natuurlijk extra leuk om zo'n versiering aan een huis te zien, met Boerenzwaluwen er in. Een ladder, een hamer een een nijptang, wie zou hier wonen?

 

Een straat met witte huizen, plaveisel van in een patroon gelegde kiezelstenen, zoals de Moren dat al deden, keurige wegwijzers naar de bezienswaardigheden, uitzicht op een heuvel met de kerktoren van de mezquita: voila Almonaster La Real.

En als vreemde eend in de bijt een container met de verdrietige variant van de smiley: geen idee wat dat te betekenen heeft.

 

We lopen nog langs deze Ermita de Santissimo Cristo de la Humilidad y Paciencia: de Jezus van de nederigheid en het geduld. Nederigheid en geduld vereren met zo'n kapelletje, dat vind ik mooi.

Dan lopen we terug naar het hotel, waar ik opschrijf wat we deze dag hebben beleefd, en waar we bier drinken, in bad gaan, en gaan eten. Het eten is hier heel erg lekker!

 

© Copyright - Auteur: Sylvia Stuurman , Foto's: Ernst Anepool .
Copyright 1993-nu.
Voor commentaar, e-mail adres: sylviastuurman@gmail.com
 
terug Code voor foto: