Tenere, Sylvia met verrekijker
In de Sierra de Gredos

Fuente Obejuna - Rascafria

Vanuit Fuente Obejuna rijden we de Extremadura in, en komen terecht in de streek rond de embalses, de stuwmeren.

Dan rijden we, erg mooi, via de uitlopers van de Sierra de Toledo.

Bij Talavera de la Reina steken we de Tajo over. We komen dan terecht op een erg mooi wit weggetje dat ons de Sierra de Gredos in voert.

Langs een weg die het predicaat scheurweg verdient zien we een verongelukte motorrijder. We laten dat op ons inwerken bij het Escorial.

Nog steeds onder de indruk rijden we dan de Sierra de Guadarrama in, en vinden onderdak en erg lekker eten in Rascafria.

Dit reisverhaal begint met dag 1.

zaterdag, 16 mei 2009

We hebben in de bar een heerlijk ontbijt, inculsief vers geperst sinaasappelsap, Zumo de Naranja natural.

Het begint iets minder algemeen te worden in Spanje, maar gelukkig krijg je dit nog vaak in het land van de sinaasappels. En wat smaakt dat heerlijk, bij je ontbijt!

De tekst op de menukaart is niet goed zichtbaar, maar het zijn "Platos combinados", hoofdmaaltijden met vlees , aardappelen en groenten dus, die in prijs variëren tussen de 5 en de 9 euro. Je ziet hier in a nutshell een van die aantrekkelijke kanten van Spanje: goed, vers, goedkoop eten en drinken.

 

Aan de muur hangt een krantenknipsel.

Het vertelt dat er (naast andere positieve effecten blijkbaar) nog een gunstig effect van bier is ontdekt. Het zou helpen om neurologische degeneratie, zoals Alzheimer, te voorkomen.

Erg welkom nieuws blijkbaar, in een bar ;-)

 

Omdat we het zo zonde vinden dat Hostal El Comendador niet meer bestaat op het moment van schrijven, hier nog een foto van de hal. In het kantoortje zat het naar schatting 5-jarige zoontje van de eigenaresse achter de PC ;-)

Ik hoop dat iemand het aandurft om het hostal nieuw leven te gaan inblazen: het is het zonder meer waard!

 

We rijden vanuit het Hostal Fuente Obejuna uit, naar beneden.

Je kunt hier mooi zien, aan de lijnen op de huizen, dat de straat inderdaad behoorlijk steil is.

Het grote gebouw dat je helemaal bovenaan ziet staan is het Casa Cardona, een modernistisch gebouw (een zeldzaamheid in Andalucia) dat sinds wij er waren helemaal is gerestaureerd, en nu, zoals het hoort, wit is.

 

Het is even zoeken voor we de juiste uitgang uit Fuente Obejuna hebben gevonden. We komen nog even op de N-432 terecht, maar daar mogen we al vrijwel direct weer van af.

Dit, laten we zeggen neo-andalusisch huis, dat er zo chique uitziet, met z'n palmen, staat pal tegenover een industrieterrein.

Wij nemen het weggetje rechtdoor, waar allerlei waarschuwingsborden staan, voor de maximale breedte, het maximale gewicht, en met waarschuwingen tegen slecht wegdek: dat zijn de betere Tenere-weggetjes. Het is de CO-8405 waar we op terecht komen.

 

Die CO-8405 brengt ons door de Valle del Guadatio, een licht glooiiend gebied, met graanvelden en olijfbomen, en op dit moment veel bloemen.

Fuente Obejuna hoort bij dat gebied, en La Granjuela, waar we door rijden, en Valsequillo, waar we hier zijn.

De kerk van Valsequillo, de Parroquia de la Inmaculada Concepcion (van de onbevlekte ontvangenis) is geheel nieuw (uit 1950), en ligt aan een wonderlijk plein, met palmen en een fontein die van plastic lijkt, en in een hemelsblauw bad staat, extreem kitscherig. Een vreemd plaatsje!

 

Het weggetje dat volgens onze kaart nog onverhard zou zijn ziet er prachtig geasfalteerd uit: de waarschuwingen voor het wegdek klopten alleen tijdens het eerste begin.

Het is aangenaam rijden hier: niet inspannend, nergens scherpe bochten, in een landschap met vooral olijfbomen.

In de zomer zal alles hier dor en bruin zijn; nu is het er nog behoorlijk groen.

 

De Ooievaars zijn in Andalucia nooit weggeweest, maar toch valt op dat je ze hier steeds meer ziet.

Elke elektriciteitsmast, elke paal, elke geschikte plek lijkt bezet te zijn.

We zijn nog in Andalucia, maar zitten dicht bij de Extremadura. Het lijkt of de Ooievaars dat weten.

 

Het is de tijd van de klaprozen hier. Af en toe zie je velden vol.

Olijfbomen zijn volgens mij op hun best wanneer ze in een veld van Klaprozen staan, zoals hier!

Je ziet hier ook het aanganaam golvende landschap: niets spectaculairs, maar erg plezierig rijden.

 

De route voert door Belalcazar, waar, achter een lelijk gebouw, de Iglesia Parroquial de Santiago El Mayor zien, een kerk uit de vijftiende eeuw met een erg stoere facade, met aan de achterkant de pinnakels die op de steunberen staan.

Het is vooral een heel wonderlijk gezicht dat er zo lelijk gebouwd is, op zo'n manier dat de voorkant van die kerk verdwenen is: die kerk hoort aan een plein te staan, daar heeft hij recht op, wat mij betreft. Het is een erg leuke stoere kerk.

 

Even buiten Belalcazar vinden we het gebouw waar het stadje z'n naam aan dankt: het Alcazaba y Castillo.

Dat is ook precies wat het is: een Moorse versterking plus een kasteel.

De Moorse Alcazaba was in feite de versterking voor een dorp, dat zich binnen de muren bevond. Het stond op een hoog punt, dichtbij een rivier. De enorme toren die je ziet is van later datum, van de 15de eeuw: het castillo.

 

Van Belalcazar rijden we in de richting van Cabeza del Buey, en het laatste stuk van die weg, als we de grens met de Extremadura zijn overgestoken (de weg heet daar dan ook de EX-104) is erg bergachtig. Het is het laatste stukje van de Sierra Morena, en het lijkt er op alsof die nog even wil laten zien dat die niet klein is te krijgen.

Het levert mooie bochten op, en sportieve fietsers.

 

Na Cabeza del Buey (je ziet nog net een rijtje huizen van een buitenwijk) is het landschap in één klap veranderd: we zijn La Serena binnengereden, een enorme vlakte.

Wij rijden aan de rand van La Serena, in een gebied dat gelukkig alweer glooiiend is.

 

La Serena is enorm vogelrijk: Spanje is een paradijs voor wie van vogels houdt, en binnen Spanje is de Extremadura, waarin La Serena, nog eens het summum.

We zien onderweg dan ook van alles, waaronder deze Dwergarend, die Ernst vanaf de motor, rijdend, prachtig op de foto kreeg.

De Dwergarend is er in een lichte en een donkere variant, en de lichte variant is geheel zwart-wit, zoals deze. Dat maakt hem extra gemakkelijk te herkennen: alleen de Asgier (heel andere staart) en de Ooievaar (lange nek) zijn ook zwart met wit.

Dat zijn natuurlijk de meest ideale vogels, die je rijdend vanaf de motor kunt determineren!

 

De weg wordt vlakker: we steken het echte steppe-achtige gebied van La Serena over.

Als het landschap weer wat te begint te glooiien, zien we het onwaarschijnlijke blauw voor ons van het Embalse de la Serena.

De brug zal ons er overheen brengen, via de EX-322, waar we over rijden.

 

De weg loopt aan de overkant een poos parallel aan het stuwmeer, naar het westen, en steekt dan een uitloper van het embalse over.

Aan het einde van de brug staat deze puistachtige berg, die door mensenhanden gemaakt lijkt te zijn, maar waarover ik niets heb kunnen vinden. Onze weg loopt aan de rechterkant om die berg heen; als je van de andere kant komt, kom je vanaf de linkerkant van de berg aan: het is eenrichtingverkeer. De berg vormt een eiland in het embalse.

 

Op de heenweg zijn we hier ook langsgekomen, maar we zijn toen niet gestopt. Dat maken we goed als we een plek zien om te stoppen.

Tussen het weinige verkeer dat langs komt zit deze Varadero, de "kleine", van 125cc. Een vreemd gezicht, want de motor ziet er precies zo uit als z'n grote broer, dus je verwacht een grote motor, maar dat is het niet bepaald.

 

Rond stuwmeren is vaak weinig leven te bespeuren, doordat er geen moerassige oevers zijn, met riet.

Hier is dat anders: de hele omgeving is een vogelparadijs, en water is welkom in zo'n droge omgeving. We zien en horen overal vogels en vogeltjes.

Deze Ooievaar kwam overvliegen, en Ernst kreeg hem erg mooi op de foto: z'n staart is bijna doorschijnend!

 

UIteraard zijn er ook Vale Gieren die een kijkje komen nemen.

Hij is naar ons aan het kijken, lijkt het, minstens zoveel als wij naar hem aan het kijken zijn.

 

Zwarte Wouwen waren er ook, en deze Dwergarend, die met een vis in z'n poten voorbij kwam vliegen, alsof hij een Visarend is.

Ik heb nergens een verwijzing kunnen vinden dat Dwergarenden ook wel eens een vis vangen, maar deze lijkt daar toch echt toe in staat te zijn. Of hij moet hem gepikt hebben van een Blauwe Reiger, die er ook was.

We hebben op deze roofvogel lang zitten puzzelen, maar de tekening op z'n vleugels geeft 'm weg: het is een Dwergarend, alleen niet die lekker makkelijke lichte variant die we eerder zagen.

 

De berg, aan de overkant van de weg, staat vol met bloemen. Daaronder deze distel, die met z'n bloem heel duidelijk laat zien dat ook artisjokken distels zijn: je eet dan de bloembodem.

 

Als we weer opgestapt zijn en naar het noorden rijden over de EX-322, kunnen we, achteromkijkend, die vreemde symmetrische berg zien. Hier op Google maps zie je hem liggen. Hij moet toch echt door mensenhanden tot stand zijn gekomen. Zouden we pauze hebben gehouden naast een berg afval?

 

De weg loopt langs Puebla de Alcocer, en vlak voor dat plaatsje staat dit kasteel.

Het is een Moors kasteel, dat in de 15de eeuw door de familie Sotomayor is uitgebreid. Het is alleen al een bezoek waard vanwege het uitzicht op de omgeving hier.

Dat is het lastige van Spanje: je komt onderweg ongelofelijk veel tegen dat een bezoek waard is: er is steeds weer iets om een volgende keer terug te komen.

 

Als we de EX-103 nemen, na Puebla de Alcocer, zien we dat kasteel nog lang bovenop de berg liggen, met het dorp, met z'n witte huizen met rode daken, beneden er voor.

Dit is het laatste stukje rechte weg: het laatste stuk van La Serena, dat we vandaag rijden. Hierna komen we weer in de bergen terecht.

 

We steken de N430 over, en rijden dan op de EX-316, die door de uitlopers van de Sierra de Guadalupe loopt. Het heet hier de Sierra de la Chimenea, de schoorsteenbergen, letterlijk vertaald.

De weg is een en al bochten, en onderweg zie je vreemde rotsformaties. Het is heerlijk rijden hier! De weg wordt een soort van circuit, zo mooi zijn de bochten. We krijgen hier dan ook een paar motorrijders als tegenliggers (we zijn tot nu toe nog zelden iemand tegengekomen, laat staan motorrijders), en ook de automobilisten hebben er hier zin in.

Ondertussen heb je ook nog af en toe uitzicht op het blauwe embalse.

 

We komen uiteindelijk op de N-502 terecht, die langs de westkant van het Embalse de Cijara loopt. De weg blijft heel lang heerlijk om te rijden. Uit de embalses steken hoge rotsen steil op, en er cirkelen Gieren.

Daarna zijn we de streek van de embalses uit: die embalses beslaan met z'n allen (embalse de Cjara, embalse de Garcia de Sola, embalse de Orellana, embalse de la Serena, embalse de Zujar) echt een enorm gebied!

Ook nu blijft de weg fanstastisch.

 

Vlak voor Sevilleja de la Jara vinden we een wegrestaurant (een hostal-bar-restaurant om precies te zijn, bij een benzinestation), waar we in de bar mogen eten. Er is cochinillo, speenvarken!

Als je in Spanje zo'n soort wegrestaurant ziet, en het is ook maar een beetje etenstijd: doen! Het eten is er altijd lekker en goedkoop.

 

De reden dat we hebben gevraagd of we in de bar mogen eten in plaats van, zoals normaal gebeurt, in de eetzaal, de comedor, zie je hier: in de bar staat de TV op de kwalificaties voor de MotoGP die morgen zal plaatsvinden. De commentator is zo opgewonden dat we eerst denken dat het al de wedstrijd is.

Pedrosa komt op pole, Lorenzo wordt tweede en Rossi derde; dat lijkt leuk, en uiteraard is de Spaanse presentator bijzonder tevreden. Dit jongetje ook ;-)

In de bar staan nog twee tv's, aan. In totaal staan hier drie tv's op drie verschillende zenders. En al die zenders verslaan de kwalificaties voor de MotoGP!

Je ziet links trouwens, onder het hertengewei, het bordje naar de comedor. En rechts, op de bar (uiteraard geheel betegeld) zie je nog net de display voor de tapas.

 

De weg die we volgen, de N-502, blijft nog lange tijd heerlijk om te rijden.

Dit is echt zo'n weg die ideaal is voor op de heen- of, vooral, de terugweg: hij schiet heerlijk op, hij is makkelijk, hij is extreem rustig, en je hebt voortdurend snelle bochten om te rijden.

Je schiet over de kaart, je wordt niet moe, en je rijdt heel aangenaam.

 

Het is een bijzonder gezicht als we dan opeens het dal van de Tajo voor ons zien (in het Nederlands: de Taag, de enorme rivier die in Portugal in zee stroomt, in Lissabon).

Wij zijn eigenlijk gewend dat rivierdalen extra groen zijn; hier in Spanje zijn rivierdalen vooral extra droog, doordat ze lager liggen. In de bergen is het nog wel groen; in de lagere vlakte is het droog. Behalve vlakbij de rivier uitteraard.

Het lijkt of je besneeuwde toppen ziet, in de verte. Het zijn voornamelijk witte wolken, maar die hangen wel boven een hoog gebergte, waar hier en daar ook sneeuw ligt: de Sierra de Gredos.

 

We steken de Tajo over in Talavera de la Reina. Wat we zien is een stad met lelijke flats en lelijke nieuwbouwwijkjes, alsof ze een Nederlandse architect in de arm hebben genomen. In Spanje noemen ze dit soort architectuur trouwens de "Engelse ziekte"; kennelijk denken de Spanjaarden niet aan Nederlandse maar aan Engelse architectren...

Misschien doe ik Talavera de la Reina wel onrecht: het is al heel lang een centrum voor keramiek, en heeft een keramiekmuseum. En er is een Middeleeuwse markt, en sowieso is het zo dat elk Spaans stadje bij nadere inspectie iets leuks heeft, al is het maar een perfecte bar.

 

Hier zie je zo'n rijtje nieuwbouwhuizen. Zo'n rijtje huizen zien doet ons vooral beseffen hoe weinig we dat tegenkomen, in Spanje. We komen natuurlijk weinig in steden, maar toch: het is hier gelukkig heel gemakkelijk om dit soort eenvormigheid te vermijden!

 

We rijden Talavera de la Reina uit via de CM-5001 (CM betekent dat we in Castilla la Mancha zitten), een vrij saai, recht weggetje.

Een stukje nadat we de snelweg zijn overgestoken verandert dat. En vooral nadat we door San Roman de los Montes zijn gekomen, rijden we op een heerlijk bergweggetje.

San Roman de los Montes zie je op de achtergrond nog liggen. Dit is zo'n plek, dichtbij de bewoonde wereld, in de bergen, met uitzicht op de Sierra de Gredos, waar Madrilenen ( we zitten hier op ruim 100 kilometer van Madrid) graag een "chalet" hebben. Vandaar de bouwkranen, en vandaar ook dat het dorpje veel groter is dan een dorpje in de bergen normaal gesproken is.

We zijn in de Sierra de San Vicente terechtgekomen.

 

Het is een wonderbaarlijk mooi weggetje.

Tegelijk met de bochten zijn er ook weer vogels. We zien volop Hoppen vliegen, en Bijeneters, en Ernst ziet twee Wielewalen.

De bergen zijn met eiken en knisperende kruiden begroeid. Het is terecht dat deze streek zo in trek is bij die Madrilenen!

 

Hier zie je de rotsen tussen de vegetatie uitkomen: grijze rotsen, afgerond, in lagen.

Het weggetje is van Tenere-kwaliteit: smal, van hobbelig asfalt voorzien, en vol met bochten. Een hele aangename verrassing.

De Sierra de San Vicente dankt z'n naam aan de heilige die vanuit Talavera de la Reina de Romeinen ontvluchtte, in de hoop Avila te kunnen bereiken en in deze bergen gevangen werd. Hij heeft een mooie streek uitgezocht om martelaar te worden.

De Sierra de San Vicdente is het zuidelijkste deel van de Sierra de Gredos, en daar kloppen de rotsen die je hier ziet ook mee: in de Sierra de Gredos zie je die afgeronde grijze rotsen overal (meestal veel groter).

 

Zodra we een vlak plekje vinden stoppen we: even pauze nemen om te genieten van dit stukje bergen.

Je zit hier tussen de bloemen. De enorme bloem die je ziet is volgens mij een Venkel, of iets dat er op lijkt.

Terwijl we hier zitten en rondlopen komt er aan de overkant van de weg, hoog tegen de helling, een kudde geiten langs. Het is altijd weer een mooi gezicht hoe behendig die kunnen klauteren.

Op de foto zie je ook weer die grijze, afgeronde rots waar deze bergen uit bestaan.

 

En dan stappen we weer op, om verder te rijden over dat weggetje waarvan je zou willen dat het nooit meer ophoudt.

 

Heel af en toe is er een dorp waar we doorheen rijden, zoals hier, door El Real de San Vicente.

Ook hier komen we bij het uitrijden van het dorp wat nieuwbouwrijtjeshuizen tegen, maar gelukkig niet zo overheersend als in Talavera de la Reina.

 

We rijden even later via de MC-5006 naar het oosten, en daar komen we zowaar een tegemoetkomende motorrijder tegen.

Hij zwaait enthousiast. Wij zijn ongetwijfeld ook voor hem de eerste motorrijders die hij in tijden ziet. Dit is een erg mooie streek, de Sierra de San Vicente.

 

Uiteindelijk is ons bergeweggetje afgelopen, en komen we terecht op de N-403, die we naar het noorden rijden. Dat is geen probleem: het is een erg mooie scheurweg. En leeg, zoals je ziet.

 

We komen door het niet erg inspirerende Almorox, waar je op de achtergrond de Ermita de Nuestra Señora de la Piedad ziet.

 

Ten noorden van Almorox zijn een aantal "urbanizaciones", nieuw gebouwde dorpen. Ze bestaan uit gloednieuwe en vaak chique huizen, en hebben niets van een dorp: geen bar, geen winkels, geen pleinen, alleen maar huizen met veel grond er omheen.

Het is hier wel te zien hoe mooi die huizen liggen: je woont hier tussen schilderachtige pijnbomen.

Op de rots onder die ene pijnboom staat een inscriptie. Het lijkt een soort grafmonument; ik heb niet kunnen achterhalen wat het precies is.

Dit is waarschijnlijk een plek voor commuters naar Madrid.

 

We slaan van de N-403 af via een heel erg smal weggetje, met heel veel gaten en hobbels, door het bos.

 

Na verloop van tijd rijden we door een sprookjesbos, zo lijkt het: een heel licht bos, van eiken en pijnbomen, met overal door reuzenkinderen neergesmeten rotsknikkers.

Het weggetje heeft geen naam, maar snijdt een enorm stuk af als je via de N-403 naar de M-501 wilt.

 

Dat weggetje komt uit bij Pelayos de la Presa, waar we de weg richting El Escorial nemen, die ook naar Madrid gaat.

Vreemd genoeg staat daar een horreo naast de weg, een stenen graan-opbergplaats, op pootjes, tegen de muizen en ratten, die je vaak ziet in Asturië en Galicië, in het noordwesten van Spanje. Wat zo'n horreo hier doet? Ik heb geen flauw idee!

 

We rijden over de nieuwe brug over een smalle uitloper van het stuwmeer dat hier ligt. De oude brug is voor voetgangers.

Pelayos de la presa betekent: de stranden van het stuwmeer. Het stuwmeer hier achter is in de zomer een plek voor Madrilenen om te gaan zwemmen.

 

We komen op een voor Spaanse begrippen heel drukke weg terecht: het overgrote deel van het verkeer is op weg naar Madrid.

Je ziet hier dan ook een onafgebroken rij auto's in de richting van Madrid (wij rijden ook die kant op), en slechts één auto de andere kant op.

 

Het wordt iets minder druk als de afslag naar Madrid is geweest: we kunnen nu af en toe van de bochten genieten.

Dit is de M-512, die we naar het noorden rijden, in de richting van El Escorial.

En ook hier zie je weer die schilderachtige pijnbomen.

 

We komen veel motorrijders tegen hier, in plukjes.

Hier staat een groepje te wachten op anderen, bij de afslag naar Cebreros, waar je via een mooi bergweggetje komt.

Wij houden onze bredere weg aan richting El Escorial: we zijn op weg naar de Sierra de Guadarrama.

 

Het worden er steeds meer: het lijkt wel of heel Madrid hier vandaag rijdt. Het is ook perfect asfalt.

 

Na een poosje lijkt er iets niet te kloppen: Tegenliggende motorrijders groeten ons vrolijk, maar langs de kant zien we een groepje staan die niet op of om kijken, en even later manen motorrijders ons kalm aan te doen.

Eerst denken we nog dat er een politiecontrole is, waar we voor worden gewaarschuwd, maar als we deze jongen langs de kant van de weg zien staan beginnen we het te begrijpen.

 

Links, aan de bergkant, ligt een motorrijder, gewond. Zijn maten houden z'n hoofd vast, en z'n lichaam recht.

Twee auto's en een andere motorrijder regelen het verkeer.

Het heeft geen enkele zin als we stoppen: alles is al geregeld, en we kunnen niets doen, al helemaal doordat we veel te weinig Spaans spreken.

Het ziet er naar uit dat de motorrijder van de andere kant kwam, en rechtdoor is gereden in de bocht. Het is ook een hele scherpe bocht, al toont de foto dat niet zo: het is een echte haakse bocht, op een stuk weg waar de meeste bochten flauwer zijn.

Je ziet een remspoor lopen van een auto die vanuit deze kant ooit ook verrast werd door de bocht.

Het ziet er niet goed uit, dat is het enige dat ik nog kan denken: het ziet er niet goed uit.

We zijn er stil van, en rijden nog voorzichtiger dan we al deden.

 

Zo komen we bij het Escorial waar we even pauzeren en bespreken wat er gebeurd kan zijn.

Een mislukte inhaalactie zou ook nog kunnen. In ieder geval is hij naast de weg gekomen, die hier, net als op veel plaatsen in Spanje, van die nare steile kanten heeft. Gelukkig aan de bergkant, anders lag hij ergens beneden.

Het Escorial heet officieel het Monasterio el Escorial, en het ligt in San Lorenzo de El Escorial, en niet in het plaatsje dat hier vlakbij ligt en dat El Escorial heet. Elke Spanjaard weet dat, uiteraard.

We zijn er nu al een aantal keer geweest, en steeds kwam het niet uit om hier echt naar binnen te gaan en het klooster te bekijken. Het is alleen door z'n omvang al de moeite waard, maar er is ook van alles te zien: schilderijen, het paleis van Filips de Tweede (de Filips dus tegen wie "we" in de Tachtigjarige oorlog hebben gevochten), een basiliek, en verschillende claustro's.

Maar ook nu komt het niet uit: we zijn veel te veel onder de indruk van dat ongeluk.

 

Het is een aangename plek om bij te komen. Er zijn hier veel mensen, die naar het Escorial kijken, maar vooral ook naar het enorme uitzicht dat je hier hebt.

Je kunt Madrid zien liggen, de stad waar we nog nooit zijn geweest (alleen een keer doorheen gereden).

De torens die je ziet zijn de Cuatro Torres, de wolkenkrabbers van een nieuw zakencentrum van Madrid.

 

Als we verder gaan blijft het heel druk: dit is het gebied waarnaar de Madrilenen in het weekend gaan. Wat dan weer een meevaller is, is dat ze allemaal de andere kant op rijden. Die komen uit de richting van Segovia, dat een erg mooi stadje is, en bovendien bekend om z'n gebraden speenvarkentjes en zuiglammetjes: Madrilenen houden ervan om cultureel en culinair genot met elkaar te combineren, en bij speenvarken of zuiglam in het weekend zal de wijn niet achterwege gelaten zijn.

Met die wetenschap, en de herinnering aan dat motorongeluk, rijden we voorzichtig.

 

We klimmen omhoog, tot aan de Puerto de Navacerrada, een ski-gebied.

Die pas is niet echt hoog (1860 meter), maar hij markeert wel de grens tussen de Sierra de Gredos (in het zuid-westen) en de Sierra de Guadarrama (in het noordoosten.

Wij rijden nu de Sierra de Guadarrama in.

Die Puerto de Navacerrada ligt bovendien op een kruispunt: we zijn het verkeer uit Segovia kwijt zodra we de pas over zijn. Het wordt nu veel rustiger.

 

De zon gaat steeds lager staan: het is alweer een uur of 8.

Ernst neemt een foto van z'n schaduw tegen de rotswand. Je ziet hier mooi hoe hij de camera vasthoudt.

 

Dit is de M-604, waarover we op de heenweg ook zijn gereden.

Toen reden we hier 's ochtends; nu 's avonds. Het is een erg mooie weg.

 

Tenslotte is er de afslag vanuit Rascafria, rechtsaf, richting Miraflores de la Sierra. En dan, op het moment dat we geloven dat we verkeerd zitten, is daar het hotel dat we op de heenweg hebben gevonden, Hotel Los Calizos, niet tot nauwelijks aangegeven (een bord in hun tuin, verscholen achter de bladeren van de bomen).

De mevrouw herkent ons, en vindt het erg leuk. We krijgen dezelfde kamer (ideaal voor autisten!), en hebben zelfs nog tijd om voor het eten op het terras te zitten, waar ik dit verhaaltje typ, en waar de schemering invalt terwijl de vogels steeds luider worden.

Het eten is weer verukkelijk. Ik eet hier voor het eerst van m'n leven kardoen, een distelachtige, familie van de artisjok, waar je de stengels van eet. Heel erg lekker!

 

© Copyright - Auteur: Sylvia Stuurman , Foto's: Ernst Anepool .
Copyright 1993-nu.
Voor commentaar, e-mail adres: sylviastuurman@gmail.com
 
terug Code voor foto: