Sylvia en beeld
Museo Nacional de Arte Romano in Merida

Merida

Vandaag nemen we de tijd om Merida te bekijken.

Er zijn hier nogal wat bezienswaardigheden! Het museo nacional de arte romano blijkt bijzonder de moeite waard: zowel het gebouw zelf als wat er tentoongesteld wordt.

Ook het amfitheater en en teater zijn indrukwekkend, net als de beide aquaducten.

Maar we merken ook steeds meer dat Merida onder het toerisme een arme stad is, een stad die niet in zichzelf gelooft, zo lijkt het....

Dit reisverhaal begint met dag 1.

zondag, 10 mei 2009

Ons hostal biedt geen ontbijt, en ook in de straat waar het hostal zit blijkt geen bar te zitten waar we iets te eten kunnen krijgen.

Tijdens onze steeds hongerigere zoektocht komen we langs de Ramblas van Merida, de Rambla Martir Santa Eulalia, een straat door een park. Daar zit een bakker waar je desayuno (ontbijt), tapas, platos combinados (complete maaltijd) en meer kunt krijgen: een soort Spaanse variant van een Amerikaanse diner.

Daar hebben we voor heel weinig geld een heerlijk ontbijt met vers geperst sinaasappelsap.

Het is de Horno de Santa Eulalia: bijzonder aanbevolen! Horno betekent trouwens oven, en de naam is een grap: er bestaat een echte Horno de Santa Eulalia, die is vernoemd naar een heilige die levend in een oven is verbrand. Die komen we verderop nog tegen...

 

Na het eten slenteren we door Merida. Hier komen we langs een plek met Romeinse overblijfselen: een soort enorme tanks, van baksteen en beton, waarin de Romeinen sneeuw bewaarden: ze gebruikten al koeling voor voedingsmiddelen. Een uitstekend bord met uitleg licht alles toe.

Het moet hier in Merida behoorlijk aangenaam vertoeven zijn geweest, als je Romein was, en rijk!

 

Dan lopen we naar het Museo de Arte Romano waarvan we gisteren de buitenkant hebben bekeken. Die erg goed bedacht, en mooi. Het lijkt een soort van Romeinse fabriek in baksteen, een grote, simpele Romeinse basilica. Het is alleen heel erg zonde dat ze er een slechte kwaliteit baksten voor hebben gebruikt: die begint al helemaal kapot te gaan.

Dat is pijnlijk omdat het ontwerp van het museum ongelofelijk goed is, en het dus waard is om eeuwen te blijven staan, en vooral ook omdat dit gebouw is neergezet in een stad vol gebouwen van twee eeuwen oud.

Het ontwerp is van José Rafael Moneo Vallés, en het is een mooi, bescheiden gebouw: het is duidelijk nieuw, en maakt zich ondergeschikt aan de Romeinse schatten die het herbergt, en doet ook herinneren aan zo'n gebouw uit de Romeinse tijd. Hulde!

We boffen: het is zondag, en dan is het museum gratis toegankelijk.

 

Van binnen is het gebouw nog veel indrukwekkender.

Er zijn drie verdiepingen, en een gedeelte daarvan is open, naar boven toe, niet in het midden maar asymmetrisch. Je ziet daar een opeenvolging van bakstenen bogen, en het licht schijnt door het glazen dak naar binnen.

Al zou er niets te zien zijn, dan is dit al een lust voor het oog.

Maar je ziet rechts al een beeld staan, en er is uiteraard nog veel meer.

Ook in het gedeelte rechts, waar drie verdiepingen zijn, is veel open ruimte, waardoor er allerlei doorkijkjes ontstaan.

Er is een logische route door het geheel, en voor alles is de ruimte genomen zodat je niet overvoerd wordt.

 

Merida, dat Emerita Augusta heette, was dus een plek voor mensen uit het leger om van het pensioen te genieten.

Je ziet hier dan ook veel dat afkomstig is uit "gewone" huizen. Er is veel bewaard gebleven, misschien door de combinatie van droog klimaat en het feit dat Merida na de Romeinse tijd nooit meer een stad van betekenis is geweest.

Als je daar van je welverdiende rust genoot (als je het geluk had te overleven en niet gesneuveld was in de oorlog tegen de KeltIberiërs), dan woonde je waarschijnlijk in een huis met dit soort fresco's op de muren, passend bij de smaak van iemand die z'n leven aan oorlog heeft gewijd.

De man met speer die je hier ziet, is een retiarius, een gladiator die met een speer tegen leeuwen en dergelijke wordt ingezet.

 

Een televisiecrew is bezig opnamen te maken. Daar is het museum, met z'n doorkijkjes en z'n gang van drie verdiepingen hoog met glazen dak, ook erg geschikt voor.

Je ziet hier mooi hoe je door dit museum dwaalt: als je de benedenverdieping hebt bekeken ga je via een trap naar de eerste verdieping, en aan het einde daarvan kun je helemaal bovenaan komen.

Je hebt overal dan weer een extra mooi zich op wat aan de overkant aan de muren hangt.

Het leuke is ook dat wat er te zien is varieert van enorm tot miniatuur: als je er de tijd voor neemt kun je op zegelringen, munten en sieraden details zien die ongelofelijk minutieus en klein zijn.

En daarnaast zijn er de beelden, de enorme mozaieken en fresco's, en de ruimte zelf voor het contrast.

 

Dit is Mercurius, de god van de handel, van de kooplui.

Hij leunt op een lier, die gemaakt is van het schild van een schildpad en de horens van een antilope. Hij was, als god van de handel, ook de god van de reizigers (reizen hoort bij handel drijven), dus zo'n attribuut waarvan je de grondstoffen van ver moet halen klopt daar wel mee.

Op de lier staat een jaartal: 180 jaar na het stichten van de kolonie, dat wil zeggen: 155 jaar voor Christus.

Het mozïek dat je achter het beeld ziet, is in feite vloerbedekking: dit soort mozaïeken lag in de huizen en de tempels op de grond.

Het hangt hier aan de muren, en dat is een erg goed idee: het komt zo veel beter tot z'n recht.

 

In sommige gevallen is er een complete vloer bewaard gebleven, die de volle drie verdiepingen nodig heeft aan de muur.

Ik heb op de site van het museum geen informatie kunnen vinden over dit mozaiek; er staan allerlei afbeeldingen op van het werk van een herder. Blijkbaar waren er toen ook al veel schapen in de Extremadura.

 

En op dit relief kun je duidelijk een Ooievaar herkennen! Ooievaars hebben zich duidelijk nooit iets aangetrokken van die geschiedenis van oorlogen en machtswisselingen: ze hebben altijd al in grote getalen in Merida gewoond.

 

Hier nog even een beeld van de grootte van dat Romeinse rijk, in de tijd dat Merida een van de belangrijkste steden van Europa was.

Het was echt absurd groot, niet voor te stellen, in een tijd dat alle vervoer te voet of met paard en wagen ging!

 

Er zijn ook een aantal ruimten ingericht als Romeins huis: wat in ééen ruimte gevonden is, staat op die manier bij elkaar.

Je mag daar uiteraard niet naar binnen, maar van buitenaf kun je op verschillende plekken zo een inkijkje krijgen in een Romeins huis.

Fresco's aan de muur (van onvoorstelbaar diepe kleuren, 2000 jaar oud), mozaiek op de grond.

 

Rafael Moneo heeft op een prachtige manier een verbinding gebouwd, onder de grond, tussen het Museo Nacional de Arte Romano, en het Romeinse theater en het Romeinse amfitheater van Merida.

De verbinding is er, en het zou prachtig zijn als je op die manier, vanuit de wereld van het museum, opeens, via een donkere gang, in het licht naar boven zou kunnen komen in dat theater en amfitheater.

Maar helaas, de verbinding is gesloten.

Naar het waarom kunnen we alleen maar raden; ik ben bang dat de gemeente Merida geen zin had om bij de uitgang een loket neer te zetten voor het verkopen en controleren van kaartjes.

 

Het museum staat (uiteraard eigenlijk, in Merida) bovenop Romeinse overblijfselen, en daarvan wordt zoveel mogelijk zichtbaar gemaakt.

Beneden, in de crypte, onder de begane grond dus, kun je de opgravingen zien die gedaan zijn bij de bouw van het museum: waar je ook in Merida gaat graven, je komt van alles tegen, want het was een hele grote Romeinse stad, het tweede Rome.

In de crypte zie je onder andere heel duidelijk een Romeinse weg, stenen buizen die water aanvoerden, en een begraafplaats.

Op die begraafplaats zie je de echte huizen die ze voor hun doden bouwden, met mozaieken en fresco's en al.

 

Als we het muesum uitkomen is het siesta: alles is dicht. We strijken neer op het terras van de bar bij het theater en het amfiteater. Tot onze verrassing is het helemaal geen toeristen-uitkleed-plek: je eet er prima, voor heel weinig geld, en je kunt hier heerlijk mensen kijken: het ligt aan een enorm plein.

Dan moeten we tot 4 uur wachten tot alles weer open gaat. Geen enkel probleem: na een maaltijd met wijn is het wel zo plezierig om een poosje te zitten, zeker als je zo'n mooi plekje in de schaduw hebt. Ik heb m'n cursus Spaans bij me, om te oefenen (ik heb het gevoel dat ik het net red om elk jaar als we in Spanje komen weer op te halen wat ik intussen ben vergeten, zodat ik nooit verder kom dan wat losse woorden), en m'n reisgidsen.

 

Om een uur of 1/2 4 slenteren we in de richting van de rivier.

We komen dan langs de arena uit 1914, de Plaza de Toros de San Albin, waar niet alleen stierengechten plaatsvinden, maar ook allerlei concerten.

Ik vind hem leuk, deze plaza de toros, met z'n rood en geel, en z'n kantelen boven de ingang.

 

Aan de rivier ligt het alcazaba, het Moorse kasteel. Het ziet er indrukwekkend uit, aan de buitenkant: dikke hoge muren.

Het gaat precies open op het moment dat we komen aanlopen. We kopen een kaartje-voor-alles (het is niet echt duidelijk wat de verschillende onderdelen zijn), en lopen naar binnen.

Er is weinig te zien behalve die muren. Er is erg weinig uitleg ook. Hier en daar stonden ooit wel borden met uitleg, maar die zijn kapotgemaakt, en nooit meer hersteld.

Het enige interessante is een Aljibe (niet op de foto), een ondergronds waterreservoir, dat je via twee trappen kunt bereiken. Het water werd gefilterd door de dique (dijk) ervoor (van de Romeinen), en de Moren lieten er voortdurend water naar boven vervoeren door ezels: de twee trappen waren eenrichtingsverkeer zodat de ezels die naar boven liepen niet de ezels die naar beneden liepen in de weg zaten.

Zo konden ze hun troepen van water voorzien. Dat is het enige bord met uitleg.

 

Eigenlijk was het allermooist, op het terrein van het Alazaba, deze Putter.

Het is vreemd: Merida bestaat dankzij het toerisme. Het moet toch mogelijk zijn om iets meer werk te maken van zo'n oud Moors fort, om iets meer te vertellen over de geschiedenis, over waar al die steenhopen resten van zijn, over hoe alles hier in elkaar zat.

 

We lopen terug naar ons terras, om lemonada te drinken. Op het programma staan nog het theater en amfitheater, en de Basilica de Santa Eulalia. Ernst stelt voor om in z'n eentje naar die Santa Eulalia te gaan: een kerk waar een vijfde-eeuwse Visigothische kerk onder is gevonden en deels is uitgegraven. Ik blijf dan lekker op het terras zitten, en daar maak ik graag gebruik van.

Hier op de foto zie je de Basilica de Santa Eulalia. Het kleine gebouwtje aan de voorkant heet de Horno de Santa Eulalia. Eulalia was een van die katholieke heiligen die op gruwelijke wijze aan haar einde kwam: levend verbrand in een oven (horno), vandaar de naam. Dat gebouwtje is gemaakt met bouwmateriaal van een tempel voor Mars. Er schijnt ergens een opschrift te staan dat iets zegt als: "niet voor Mars maar voor Jezus".

Maar de deur blijkt dicht: de kerk is niet te bezoeken...

Ernst loopt voor de zekerheid nog om de kerk heen, en dan blijkt aan de achterkant toegang te zijn tot de crypte, waar je kunt zien wat er onder de kerk is opgegraven.

 

In die donkere ruimte onder de kerk zijn fresco's te vinden van de kerk zoals hij hier oorspronkelijk stond.

Een Visigotische kerk: een heel vroeg-christelijke kerk dus.

Er bestond nog geen katholicisme, in de tijd dat de Visigothen in Spanje zaten. Jezus was in hun ogen geen deel van de drie-eenheid: ze leken in feite meer op Moslims wat dat betreft. Door de Katholieken zijn ze later tot ketters veroordeeld.

In Spanje woonden ze, toen het Romeinse rijk instortte, overal behalve in het noord-westen, en ze hebben op allerlei plaatsen kerkjes gebouwd.

Het is erg mooi dat hier, verstopt onder de kerk hierboven, nog steeds die fresco's van toen te zien zijn.

 

Op de deur van de kerk zelf zat een A-4tje geplakt, met de mededeling:

"Het bovengedeelte van de kerk is alleen open tijdens de missen: van maandag tot en met zaterdag om 9.30 en 20 uur, op zon- en feestdagen om 9.30, 11 uur en 20 uur. De ingang is bij de hoofddeur, aan de straat."

Daaronder staat in potlood: "De kerk is gesloten van 10 uur 's morgens tot ongeveer 19.30."

En daar weer onder staat, in pen: "In Merida is alles dat niet Romeins is altijd gesloten :-("

Het wordt je hier als niet-Spaans sprekende toerist niet echt gemakkelijk gemaakt, inderdaad, om te bezoeken waar je benieuwd naar bent geworden ;-)

 

Als we het theater en het amfitheater kunnen bezoeken is het 6 uur: het is nog maar een half uurtje open.

Ook hier is weer een groot gebrek aan uitleg: wat is oorspronkelijk en wat is gerestaureerd? Hoe gebruikten de Romeinen dit? Maar het is wel indrukwekkend, vooral het theater, dat nog steeds in gerbruik is, voor bijvoorbeeld het festival van Merida.

 

We zijn nog geen tien minuten binnen, of we moeten weer weg. We worden letterlijk teruggefloten, en ook wijzen op ons horloge, om aan te geven dat alles pas over twintig minuten echt sluit, mag niet baten.

Dit soort zaken neemt je niet echt in voor een stad: je mag een kaartje kopen voor de volle prijs, en wordt dan al na tien minuten weer weggejaagd.

De rest van het complex hebben we dus maar van buitenaf proberen te bekijken...

 

Van de aanbevolen route hebben we maar een heel klein stukje kunnen zien...

Maar je ziet hier wel mooi hoe het in elkaar zit, en ook hoe veel er van over is.

 

We hebben een plattegrondje van Merida waarop allerlei locaties staan aangegeven. Daar staat ook een aquaduct op, en het lijkt ons leuk om dat te proberen te vinden.

We wandelen er naar toe, wat nog geen simpele klus blijkt te zijn: je moet allerlei wegen oversteken die niet bedoeld zijn om over te steken, maar we kunnen nergens een plek vinden waar je er "officieel" overheen mag, dus wagen we ons maar tussen de heen en weer razende auto's door.

Tenslotte vinden we het. Er zijn vier pilaren over van het oorspronkelijke aquaduct, het Aquaduct de Rabo de Buey-San Lázaro. Er is een bordje dat dat vertelt.

Er broeden uiteraard Ooievaars op.

Aan de flats die er achter staan kun je mooi zien dat we hier in de buitenwijken van Merida zijn aangekomen.

 

Naast de pilaren worden opgravingen gedaan: in Merida is eigenlijk overal onder de grond van alles te vinden uit de Romeinse tijd. Hier staat een bordje met wat uitleg over het aquaduct. Over wat ze aan het blootleggen zijn is nog niets bekend.

Het aquaduct dat je hier ziet is nieuw (geen idee van wanneer precies), maar het leuke is dat het grotendeels gebouwd is met materiaal van dat oude Romeinse aquadcut, waar die 4 pilaren nog van staan.

We bedenken steeds plannen hoe Merida, dat er erg onwelvarend uitziet, beter kan worden van z'n Romeinse resten, maar aan de andere kant heb je nu bijna het gevoel dat je dat aquaduct zelf ontdekt.

 

We gaan een poosje op een bankje zitten in een park waar kindertjes rondrennen (en door de ouders onmiddellijk worden gecorrigeerd als ze een ander kind pesten), en waar een draaimolentje ronddraait, met liederen van Adamo als muzikale begeleiding, eindeloos herhaald.

Eenmaal krijgt de man een klantje, een klein meisje dat in de zwaan mag ronddraaien. We hopen maar dat hij ambtenaar is en niet hoeft rond te komen van z'n klandizie...

Ondertussen bekijk ik het plattegrondje, en besef ik dat we weliswaar een Romeins aquaduct hebben gevonden, maar niet het Romeinse aquaduct waar we naar op zoek waren!

 

We doen dus nog een poging, en komen, wanneer we net een beetje meer westelijk aanhouden, bij een grotere groep pilaren.

Geen bordjes deze keer, maar wel nog meer Ooievaars.

Dit is het Aquaduct de los Milagros, het aquaduct van de wonderen.

Hier is nog niet te zien waarom het zo werd genoemd; daarvoor moeten we een stukje verder lopen.

 

Verderop zie je namelijk, aan de overkant van een spoorlijn, een heel intact gedeelte van het aquaduct staan, los in een park, tweeduizend jaar oud. Het heeft altijd ontzag ingeboezemd, en terecht: vandaar de naam.

Je kunt er alleen komen via een donker tunneltje, dat verboden is voor motoren, scooters en fietsers.

Een erg mooi detail hier is het bankje: het meest waarschijnlijke scenario is dat er ooit, lang voor de spoorlijn hier liep, op die plaats een bankje is neergezet, van waar je een prachtig uitzicht had op dat fenomenale aquaduct.

Maar toen kwam de spoorlijn er tussen te staan, en niemand is ooit op het idee gekomen, bij het onderhouden of vernieuwen van dat bankje, om het een stukje omhoog te plaatsen: dat bankje heeft hier eeuwenlang gestaan, hoor je ze bijna denken: omdat er toevallig geen uitzicht meer is zouden we het moeten verplaatsen? Kom nou!

Het bankje biedt nu dus uitzicht aan een donker voetgangerstunneltje, en dat is het zo'n beetje.

Op de een of andere manier staat dat bankje voor mij symbool voor Merida. Merida heeft goud in handen, met die architecturele bodemschatten en die geschiedenis, maar de creativiteit om er iets mee te doen dat werkelijk telt is er niet. Afgezien van het museum: dat laat perfect zien hoe het *wel* kan.

 

We lopen door het tunneltje, en hebben dan perfect uitzicht op het aquaduct. We hangen een poos in het park: het is echt het park van de buitenwijken van Merida. Er liggen mensen in het gras, kinderen spelen overal, en jongetjes op fietsen maken wheelies.

 

Tenslotte eten we wat tapas in ons ontbijtgedoetje, en gaan dan met een biertje zitten op de binnenplaats van ons hostal: dit verhaaltje typen en de foto's bekijken.De eigenaar van het hostal (Hostal Alfarero) heeft een verlengsnoer gehaald zodat de notebookjes aan de stroom kunnen. Daarvoor heeft hij de TV van de stroom afgehaald. Wie Spanje een beetje kent weet hoeveel de hostaleigenaar voor ons over had!

Merida roept tegenstrijdige gevoelens op. Het is eigenlijk alsof de Romeinse overblijfselen te groot zijn voor dit stadje om te dragen, alsof ze uit verhouding zijn (wat ook zo is natuurlijk), waardoor de relatie tussen wonen, werken en toerisme hier zoek is, en de machteloosheid bij de inwoners toeslaat.

Ondanks dat: ik ben heel blij dat ik dit allemaal heb gezien!

 

© Copyright - Auteur: Sylvia Stuurman , Foto's: Ernst Anepool .
Copyright 1993-nu.
Voor commentaar, e-mail adres: sylviastuurman@gmail.com
 
terug Code voor foto: