Een onontwarbare kluwen weg, omhoog een geel begroeide berg op
De Alpujarras bij Ohanes

La Isleta del Moror - Laujar de Andarax

Via de onverharde wegen bij de verlaten mijnen van Rodalquilar rijden we naar Huebro, waar we proberen onverhard de Sierra Alhamilla over te steken. Dat mislukt, maar even verder, vanuit Turillas, kunnen we onverhard over de kammen van de Sierra Alhamilla tot aan Tabernas komen.

Van daaruit rijden we richting Sierra Nevada, de Oostelijke Alpujarras in over geweldige motorrijderswegen, en vinden een hotelletje in Laujar de Andarax.

Dit reisverhaal begint met dag 1.

Woensdag, 15 mei 2002

De koppijn is deze ochtend minder, maar de rugpijn is des te erger: ik loop nu net als al die andere oude vrouwtjes hier.

Ontbijt in de bar, waar we van twee uiterst verliefde Spanjaarden (vannacht hebben we ze gehoord trouwens, en de kat op de gang ook: die werd er helemaal krols van, wat tot klagelijk janken leidde elke keer als zij aan het steunen was (ik dacht eerst echt dat er iemand met hevige pijn lag in de kamer naast ons); één van de Duitsers kreeg het daardoor weer op z'n heupen en maande dan met luide stem de kat op z'n Duits tot stilte, zodat elke steun van haar tot een volgende kakafonie leidde, oh wat was iedereen opgelucht toen ze het tot een goed einde hadden weten te brengen ;-), afkijken dat je ook sinaasappelsap, zumo de naranja, kunt bestellen bij het ontbijt, sukkels die we zijn.
Ook de twee Spanjaarden hebben het duidelijk aan hun rug trouwens, vooral zij.

Nog even genieten van ons uitzicht (er zijn niet veel plekken meer aan de Middellandse Zee met zo'n uitzicht; misschien aan de overkant hier en daar).

Terwijl we daar voor de laatste keer naar onze zee en ons vissersdorpje kijken, loopt er een man over het terras, die omhoog kijkt, en in het Engels vraagt:
"May I ask you something?"
Dat vinden wij prima uiteraard.
"Are you Steven Spielberg?".
Nou ja, dat heeft Ernst weer. Ik word nooit eens voor de één of andere filmster aangezien, maar hem vragen ze of ie soms Steven Spielberg is!!!

Hij had natuurlijk die jongen blij moeten maken, ja moeten zeggen en een handtekening uitdelen, maar hij is eerlijk. Later las ik dat Spielberg vlakbij het Playa Monsul scènes voor Indiana Jones and the last Crusade heeft opgenomen.

 

Op weg. Eerst naar Rodalquilar , dat mijnstadje waar we al eerder langs zijn gekomen, maar deze keer rij ik het binnen. Terwijl er langs de kust volop gebouwd wordt, staat hier, nog geen drie kilometer verder, de helft van de huizen leeg.

 

Ik rij door het dorp, en dan verder, omhoog, waar we op de verlaten mijn stuiten die niet eens zo heel erg lang geleden in de steek gelaten lijkt te zijn.

 

De weg gaat onverhard verder, stenig, heel goed te doen.

 

We rijden tussen rotsen die een verscheidenheid aan mineralen laten zien, soms echt vurig oranjerood,

 

en anders wel paars of geel.

 

Langzaam rijden we zo de bergen van de Sierra del Cabo uit (Spanje is eigenlijk één enorme hoeveelheid bergen, met wat vlaktes ertussen. Die vlaktes liggen op verschillende hoogtes tussen de berggebieden, Sierra's. Op de kaart zie je een belachelijke hoeveelheid Sierra's, met allemaal weer andere namen, en in het echt is dat volkomen terecht, want ze zijn allemaal weer op een andere manier ontstaan, en daardoor echt volkomen verschillend in hoe ze er uitzien)., en na Los Albaricoques is de weg geasfalteerd (mooi zo, Stuurman heeft alweer een offroad-stukje met goed gevolg overwonnen), en is de vlakte van plastic voorzien.

 

We rijden weer naar Nijar (en halen nog een stel Duitsers in; je komt hier niet veel motorrijders tegen), en vandaaruit het ons al bekende smalle steile weggetje richting Huebro, want halverwege is er, zo heeft Ernst in de aangeschafte gids gezien, een onverharde weg door de Sierra Alhamilla, naar Turillas.

 

Losse stenen, omhoog, het lijkt prima te gaan.

 

De weg lijkt tot in het oneindige door te gaan.

 

Een fantastisch uitzicht.

 

Aan beide kanten.

 

De eerste bochten lukken, steile stukjes ook, ik kom door hopeloze stukken heen (met geulen, en met al die andere banden ben ik gewend dat ik daar echt precies doorheen moet sturen, want zodra je met zo'n andere band per ongeluk zo'n geul uitstuurt glijdt het voorwiel weg en lig je. De TKC's maakt dat niets uit, maar dat kunnen mijn hersentjes steeds maar niet geloven), maar dan komt er een bocht waarvan ik niet vooruit kan zien hoe de boel er uit ziet, ik val stil, en het is zo steil dat ik niet meer op gang kan komen.

Ik kan ook niet van de motor afklimmen, want door die pijn in mijn rug en de ongelijkheid van de ondergrond hou ik de motor niet als ik op één been steun. Stuurman is hulpeloos, en daar kan ze absoluut niet tegen.

Wachten dus tot Ernst ziet dat ik niet meer verder kom, en me komt verlossen. De pijn in mijn rug is na dit voorval helemaal verschrikkelijk, en ik kan zelfs met zijn hulp nauwelijks nog afstappen. Aaarggghh!

Ernst rijdt de motor de bocht om, en ik rij weer verder. Dit herhaalt zich een aantal keer, en tenslotte, als de weg er alleen maar slechter en steiler op wordt, besluiten we om te keren.

Nu moet ik dat hele stuk omlaag! Het gaat hier zo steil en de bochten zijn zo krap dat R11GS-stationair in zijn 1 nog te hard gaat voor de meeste bochten (nou ja, voor mij dan).

 

Vreemd genoeg gaat omlaag veel beter dan omhoog, terwijl ik dat toch altijd andersom zie. Zo omlaag kan ik altijd met een beetje koppeling in, een beetje voorrem, en in zijn 1 naar beneden komen, hoe steil en krap het ook is; omhoog kan ik stil komen te vallen, en op zo'n stuk in een bocht hou ik de motor niet, en gewoon rechtdoor krijg ik hem niet meer op gang.

Shit, dit vind ik verschrikkelijk, om op te geven.

 

Terug dus naar Nijar, en via de al bekende weg naar Lucainena de las Torres, tussen de groen met geel beklede bergen. Vlak na dat plaatsje linksaf naar Turillas, waar we anders binnendoor zouden zijn uitgekomen.

 

Via een nog mooier weggetje dan waar we net op reden rijden we omhoog, deze keer met een steeds mooier wordend uitzicht naarmate we hoger komen.

 

Links van ons een ruïne van een toren, waarvan ik nergens heb kunnen achterhalen wat het is. Behalve die ene toren nog veel meer restanten, van muren en andere torens. Dat zijn dus de torens van de naam van het plaatsje, maar wie ze heeft gebouwd of wat hun functie was (ergens heeft iemand het over ijzergieterijen) is onduidelijk. Er is hier gewoon veel te veel voor alle gidsen ;-)

 

Vanuit Turillos, een piepklein dorpje, moet er volgens de kaart een weggetje hoog in de bergen naar Tabernas in de buurt lopen, waarvan de laatste helft rood-wit geblokt is. Ik dacht dat dat stond voor "weg in aanbouw", wat gezien de ouderdom van mijn kaart gewoon voor "weg in het algemeen" zou moeten staan, maar het blijkt te staan voor "gevaarlijke weg", waarover later meer.

Ernst rijdt in het dorpje naar rechts, en als ik stop om eens goed te kijken op de borden die daar op het kruispunt staan, komt er een oud vrouwtje naar buiten, die vraagt: "Sierra?".
Op mijn "si", wijst ze naar links, en dan naar rechts, dat is de juiste route.

Ik bedank haar, en dan is het wachten op Ernst (ook zij wacht uiteraard af of hij nog terugkomt en of alles wel goed gaat). Hij komt een poos later lopend de hoek om, om te vragen waar ik blijf. Huh?
Na de uitleg haalt hij zijn motor op, en samen rijden we naar boven.

 

Klimmen, klimmen, klimmen over een goed geasfalteerd paadje. Enorme uitzichten rechts over de vlakte ten noorden van de Sierra Alhamilla (waar we nu dus in klimmen).

 

Een bochtje om, en dan een vlakte die paars is van de bloemen, een eindje verder geel met paars,

 

en tenslotte helemaal vuurrood van de klaprozen. Hier en daar witte margrietjes ertussen.

 

Rechts als contrast een helling vol zachtgrijsgroene planten, sommige met heel zachtlila bloemen. Een tuinarchitect had het niet beter kunnen aanleggen.

 

Nog hoger klimmen, en de bergroeiing verandert in een soort rozenstruikjes met roze-achtige bloemen, en nog weer hoger komen daar naaldbomen bij.

 

Tenslotte komen we bij een punt waar rechtdoor een zandpadachtig iets loopt, terwijl het asfaltweggetje scherp linksaf buigt, en absurd steil omhoog gaat. Zo steil dat ik me afvraag of de GS niet gewoon naar beneden zal schuiven (er ligt nogal wat zand), maar die blijkt zoals altijd, alles zonder enig morren te doen.

Na enkele honderden meters komen we bij een radarstation, tevens eindpunt van de weg. Gelukkig kun je daar op een breder, minder steil stukje keren, wat we dan ook doen onder het toeziende en vooral verbaasde oog van een radarstationmedewerker.

 

De doorgaande weg is dus die zandweg. Weer terug naar beneden gaat prima over het asfaltweggetje, en het zandpad (half zand, half bruine bosgrond, zoiets), blijkt prima te rijden:

 

vrij vlak, niet te veel geulen,

 

en geen superscherpe bochten.

 

Ik kan zelfs om me heen kijken tijdens het rijden, merk ik, en zie dan dat we echt over de kammen van de Sierra Alhamilla rijden: links af en toe doorkijkjes tussen de naaldbomen naar de plasticcultuur; rechts naar de vlakte voor de Sierra de los Filabres.

 

En af en toe rotsformaties voor het uitzicht...

 

Tenslotte komen we uit bij een militaire radiozender, maar de weg gaat verder, en wel geasfalteerd.
Ik ben al helemaal blij dat de afdaling geasfalteerd plaats gaat vinden, maar dat is te vroeg gejuichd: het asfalt op het uiterst smalle weggetje is vrijwel overal kapot, en vooral voorzien van erg veel los grind en grotere stenen daar bovenop.
Hier kun je dus bergaf niet op remmen: je schuift zo naar beneden.

 

Ik rij traag, heel traag naar beneden. We moeten zo'n 1500 meter hoogte overbruggen, dan ben je wel even bezig, ook als het zo steil gaat.

 

De weg loopt op sommige plekken zo dat je links de berg naast je hebt, rechts een peilloze diepte, en recht voor je kijk je dan diezelfde diepte recht aan! Ver weg beneden zie je het landschap van Utah, fantastisch natuurlijk, die vreemd gevormde pieken en kolommen, maar niet als ze zo ver weg beneden je liggen en je er recht op af rijdt en je er wel naar *moet* kijken, en als je niets kunt zien van de bocht die je moet gaan maken en je weet dat je niet moet gaan remmen.

 

Onderweg nog steeds kleur kleur kleur naast je.

Er was een stuk waar ik alleen luid vloekend doorheen kon komen, en er was één bocht waar ik het niet voor elkaar kon krijgen het te proberen: één en al kuilen en stenen en een veel te dichtbije afgrond. Ernst is als altijd redder in de nmood, en de rest doe ik weer zelf.

 

Ik kijk zo weinig mogelijk om me heen, om die misselijkmakende diepten maar niet te hoeven zien,

 

maar af en toe moet ik gewoon wel kijken, en opeens rij ik *in* dat Utahlandschap: naast me een paarse rots, dan een blauwe, dan een gele, en geen enkele beplanting meer.

De weg wordt vlakker, en als Ernst naast me komt rijden en roept: "Weet je waar we uitkomen?" zie ik het ook: aan de achterkant van Mini- Hollywood. Volkomen absurd, na deze route ;-)

Helaas is er geen bar daar (of je moet er naar binnen); daar ben ik nogal aan toe.
Als we de A370 opdraaien, draaien twee motoragenten op R1150RT's er precies tegelijkertijd af.

 

Via een afslagje naar Paulenca , waar we de "rivier"-bedding van de Rambla de Tabernas oversteken, komen we op de A324 (later A348) terecht, die weer door groen-gele bergen slingert.

Los Millares , staat op een gebouwtje, en ik stop. Hier is de grootste opgraving van Europa uit de bronstijd, maar het gebouwtje met informatie is dicht.

Het hek naar de opgraving staat open, maar van hier uit is er niets te zien. Ik wil eigenlijk alleen maar iets drinken en ergens uitrusten: die opgraving kan me eigenlijk gestolen worden op dit moment ;-)

We rijden dus door, en even later rij ik Alhama de Almeria binnen, maar ik zie alleen maar witte huizen en winkels: nergens een bar (in een bar kun je bier, wijn of sterke drank krijgen; als er ook koffie is, wat eigenlijk altijd het geval is, heet het een café bar; frisdrank kun je overal krijgen.
Het meest bijzondere aan een bar is eigenlijk dat je er altijd ook kunt eten, wanneer je bij je alcohol wat eet kun je gewoon doordrinken namelijk ;-) Hapjes, tapas. Vergis je niet in de grootte van een racione, een portie: altijd een media racione, halve portie vragen. Vaak ook voorgerechten hoofdgerechten en nagerechten.)

Als ik te hard toe ben aan drinken en uitrusten vind ik niks meer, op de één of andere manier. Terug over de weg dus, en ik ben van plan om door te rijden tot er iets aan de weg zelf zit, waar het niet naar uitziet: hij gaat om alle plaatsjes heen, waarschijnlijk is hij niet zo heel erg lang geleden aangelegd, overal netjes omheen, en zitten er alleen maar bars in de dorpjes.

Ernst neemt het roer over, en rijdt Illar in, en verdomd, als hij zo'n dorp binnenrijdt zijn er opeens *wel* bars te zien. Nou ja, eentje dan, met drie oude mannetjes die de vijf stoeltjes buiten bezetten (twee stoeltjes dienen als voetsteun).

We kijken nog even op het plein met parkje en fontein, waar bij ons altijd alle terrasjes zouden zijn, maar daar zit helemaal niks.

Onder de geïnteresseerde blikken van de oude mannetjes zetten we de motoren naast elkaar neer, waarbij ik nog bijna omdonder als Ernst de R3B op de zijstandaard zet en daardoor met de Ortlieb tegen de koffer van de Roadrunner aanduwt, waar ik net op aan het balanceren ben om te zien of ik bij de zijstandaard kan komen: ze krijgen wel waar voor hun geld!

Binnen is het koel, en we bestellen 4 Kas Limon en een grote fles water, en een bakje chips waarvan we het tweede bakje gratis krijgen omdat de baas vindt dat hij niet genoeg chips heeft om het echt goed te vullen.

Aan de muur een enorme foto van de een of andere FC Barcelona speler, met een tekst waarmee hij zijn vrienden hier, en vooral hier in deze bar, begroet.

De baas gaat buiten zitten en neemt wat stoeltjes mee, en tegen de tijd dat we weer vertrekken (Ernst heeft eerst nog zijn foto's op het Librettootje overgezet, en we hebben al die Kas Limon en dat water opgedronken) zitten alle mannetjes van het dorp daar buiten op de stoep, zo lijkt het, om te zien hoe we wegrijden. Zwaaiend vertrekken dus ;-)

 

Verder over de gele weg (Michelingeel bedoel ik), langs de rio Andarax , en dan slaan we rechtsaf, om een omweggetje te maken via een wit weggetje dat naar Ohanes gaat, hoger in de Sierra Nevada, en dan weer naar beneden loopt, terug naar deze weg.

 

Het gaat omhoog via superbochten over superasfalt, met nauwelijks grind.

 

Haarspeld na haakse bocht na haarspeld. En als je naar beneden kijkt zie je de weg in de vorm van in de knoop geraakte krakelingen onder je liggen: geen touw meer aan vast te knopen hoe je daar omhoog bent gekomen. Echt een supermotorrijdersweg, gewoon eigenlijk te mooi om waar te zijn, zo'n weg die je het liefst achter je huis zou willen hebben om wanneer je maar zin hebt, al is het midden in de nacht, *nog* een keertje te rijden en nog een keer en nog een keer.

 

Verder omhoog, en dan zien we Ohanes liggen, een schitterend wit stadje, tegen de berg aan geplakt (van de Sierra Nevada dus), met een enorme zandstenen kerk er bovenuit torenend.

 

In het dal, en aan de overkant, is alles in terrassen ingedeeld in verschillende kleuren groen door de verschillende gewassen en vruchtbomen die er geteeld worden, met hier en daar een wit huisje ertussen.

 

Laat die weg bij nader inzien toch maar in de Sierra Nevada liggen: bij mij achter is dat uitzicht weg, en dat is zo adembenemend lieflijk en mooi, dat moet zo blijven.

Het weggetje brengt ons nog verder omhoog, en dan weer omlaag aan de overkant van het dal, zodat we Ohanes vanuit de verte zien liggen, nog schilderachtiger dan daarnet, tussen de groene terrassen.

 

De enige plaats van enige betekenis hier is Laujar de Andarax, en we besluiten om daar een hostalletje te zoeken, en er een dagje te blijven.

Hostal Fernandez is helemaal betegeld van binnen, heeft een enorm dakterras van waaruit je over het stadje uitkijkt naar de Sierra de Gador (het stadje zelf ligt, net als Ohanes, tegen de zuidflanken van de Sierra Nevada), en heeft een bad en één groot bed in onze kamer. Perfect dus.

 

Als we geïnstalleerd zijn gaan we op het dakterras hangen. We zitten zo'n beetje halverwege hier, qua hoogte, zodat we uitkijken over een flink aantal andere daken.

 

Bijna alle huizen hier hebben een plat dak, waar de was op gedroogd wordt, de honden wonen (tegenover ons zijn drie cocker spaniels absoluut niet te spreken over onze verschijning, totdat Ernst terugblaft), gegeten wordt, en soms staat gewoon de hele keuken buiten op het dak.

Boven ons gierzwaluwen, boeren- en huiszwaluwen (Ernst doet verwoede pogingen deze met 120 km per uur vliegende beestjes met behulp van de verrekijker voor de lens te fotograferen), en zwarte spreeuwen die heel absurd zingen, nog vreemder dan onze Nederlandse spreeuwen dat kunnen. Waarschijnlijk zijn ze geïnspireerd door de vele kanaries die hier in kleine kooitjes buiten worden gehouden, ook vaak op de daken. En uiteraard overal geraniums.

We zwerven door de steile straatjes om iets te eten te vinden: in het bar-restaurant aan hetzelfde plaza mayor als het hostal staat de tv op voetbal, en kan niet worden gegeten. We vinden tenslotte een bar (ongeveer elke straat heeft een eigen bar in Spanje) met allerlei tapas.

En morgen hebben we de hele dag om hier te wonen ;-)

 

© Copyright - Auteur: Sylvia Stuurman , Foto's: Ernst Anepool .
Copyright 1993-nu.
Voor commentaar, e-mail adres: sylviastuurman@gmail.com
 
terug Code voor foto: