Prachtige asfaltweg slingert tussen grijze rotsen, bomen en bestruikte heuvels
Langs het Parque Natural de la Sierra Guetar

Guadix - Alhama de Granada

We worden wakker in onze grot, en voelen ons nog even bewoners van de Barrio de las Cuevas.

Dan rijden we via bijzonder aangename wegen de Sierra Nevada in, en vandaar naar Granada.

Daar treffen we het parador in het Alhambra vol aan, en rijden daarom door naar Alhama de Granada.

Dit reisverhaal begint met dag 1.

Zaterdag, 18 mei 2002

Als we opstaan, en van onze tweede slaapkamer via de eerste slaapkamer en de huiskamer in de keuken/eetkamer zijn aanbeland waar zich het enige raampje van de grot bevindt, ziet het er uiteraard naar uit dat het, zoals elke dag, weer stralend weer is.

Pas als ik de deur opendoe besef ik hoe veel donkerder het hier is dan welk ander huis of hotel ik ook heb gekend: ik krijg het niet voor elkaar om zonder voortdurend knipperen en langdurig ogen dichthouden naar buiten te kijken.

We ontbijten buiten, met wat we nog over hebben aan sultana's enzo.

*** Red. De kinderen die rond de motor lopen te hannessen worden accut weggebonjourd, dus dat hele verhaal dat we de motoren gerust in de keuken mochten zetten, was nergens voor nodig, zoals ik al dacht, "El Moto entrada la Cueva no problemo !!!" en dat wel vier of vijf keer... Kortom het is een echt luxe appartement met motorgarage ;-)))

Er is een oud barrel van een, hoe noem je dat, mini-shovel? aangereden, met een man en een jongetje. De man zit op de stoep; het jongetje ligt met zijn benen over het stuur.

*** Red. Een Bobcat een superschop met wielen die als een soort Minitank bestuurd word met twee hevels, kan heel snel om zijn as draaien, en zelfs wheelien ;-)

Na verloop van tijd komt onze huisbaas, José heet hij trouwens, er aan lopen, en begint er een uiterst ongehaast gesprek. Er komt een vrachtwagen aangereden met zo'n losse containerbak, en ook met die chauffeur moet even ongehaast gekletst worden. Er komen nog wat mannen bijstaan, er verzamelen zich wat toekijkers, en tenslotte wordt de container van de vrachtwagen afgetakeld, en komt de man van het ding in actie.

Hij blijkt er waanzinnig goed mee overweg te kunnen, en hij maakt dan ook vele showrondjes, maar ondertussen ruimt hij met dat ding in no-time een enorme hoeveelheid troep op van het braakliggende stukje grond naast ons grothuis.

José loopt er wat symbolisch bij met een schop, maar zo hebben ze het toch maar erg snel voor elkaar: tien minuten werken en anderhalf uur kletsen ;-)

Af en toe komt er een auto langsrijden van één van de andere wijkbewoners, en iedereen groet ons: we wonen hier echt ;-)

 

We lopen nog even een eindje door de buurt, naar boven, en zien iemand die een prachtige tuin heeft aangelegd op het dak van de onderbuurman, we zien een plek waar een grot als paardestal in gebruik is (we hadden gisteren ook al een plek gezien waar midden in de wijk een plek was waar paarden werden gehouden), hier en daar lopen kippen, overal zijn bloemen.

*** Red. Ja die Bloemen, dat is echt niet te geloven, en het groeit er ook helemaal vanzelf waar het "onkruid" de ruimte krijgt

Onze ogen beginnen een heel klein beetje te wennen aan het scherpe daglicht, zo langzamerhand.

Alles is trouwens klam, het is ongelofelijk vochtig in die grotten ;-) Maar in de zon is alles zo weer droog uiteraard.

Tenslotte vind ik dat we naar José moeten gaan om de sleutel terug te brengen en te betalen: hij doet nog steeds alles op vertrouwen. Hij is weer bij Maria in de winkel, en hij laat zien dat hij net een hele zooi schoonmaakspullen heeft gekocht voor het huis.

Er is ook ergens een luxe-hotel waar je in "grotappartementen" wordt ondergebracht, maar als je zoiets van plan bent: ga naar José en Maria! Wij waren de eerste gasten in de grot van José, en zoals hij liet zien met z'n schoonmaakspullen, is die nu helemaal compleet ;-)

En dan zit ons grotexperiment er weer op, en vertrekken we richting Granada, over de oude weg.

 

Via een landschap van canyon-achtige heuvels met platte bovenkanten komen we in Purullena .

Dat canyon-achtige komt door de heuvels van klei die hier en daar doorkliefd zijn en een loodrechte wand laten zien. Die wand heeft alle kleuren die bij een canyonlandschap horen: oker-, geel- en rood-tinten, maar bovendien slijt regen grillige vormen uit in die loodrechte wanden.

In Purullena bestaat de hoofdstraat aan beide zijden uit winkels met aardewerk (spullen allemaal buiten), en hier en daar een terrasje, en links, hoger, een kerk in een rotswoning, de Ermita de Nostra Signora de ikweetnietmeerwat, met daaronder een kleinere grotwoning met grote borden dat je de ermita kunt bezoeken, en daar uitzicht hebt over de Barrio de Cueva, in de enige Cueva-ermita.

Want ook hier is weer, rechts van de weg nu, een grote wijk met nog steeds bewoonde grotten. De heuvels waar de grotten in (gemaakt worden?) zitten bestaan allemaal uit dezelfde klei die onderweg verantwoordelijk was voor het canyonlandschap.

We stoppen hier maar al meteen, om koffie te drinken, want dat zat niet bij ons ontbijt.

Speciaal voor ons wordt er een zonnekap over het terras uitgerold, terwijl we eigenlijk nog steeds een beetje zitten na te bibberen van de nacht in onze grot, maar het is heel lief bedoeld. Het absurde is vooral dat de andere helft van het terras, waar vier Spanjaarden aan de enorme glazen bier zitten (van die lullige glaasejs zoals hier bestaan in Spanje niet; die worden hoogstens voor sterke drank gebruikt. Je kunt hier bier ook in een grote kan op tafel laten zetten, waaruit het hele gezelschap dan het glas kan bijvullen, net zoals je dat in de USA kunt bestellen), in de zon was gelaten.

*** Red. Echt weer een prachtervaring, ik stap de bar binnen, en vind daar alleen twee mannen die een beetje aan het kletsen zijn, ik ga lekker loom tegen de bar hangen, en een van de mannen begint tegen me aan te praten, maar ja Spaans was geen bijvak, en SYl is wel onderwijzeres, maar ik te eigenwijs, dus dat versta ik voor geen meter, na een tijdje komt er een *echte* zigeunerin achter de bar staan en kan ik in gebrekkig Spaans mijn Cafe bestellen, maar kennelijk doe ik dat weer eens fout, want 1 van de mannen die kennelijk de baas is gaat het zonnescherm uitschuiven ;-)

Zodra ons gedeelte in de schaduw wordt gezet en de baas terugloopt naar de bar binnen roepen de anderen dat zij ook in de schaduw willen zitten ;-)

 

En dan slaan we aan het eind van het dorp linksaf richting La Peza . Hier doorsnijdt de weg af en toe zo'n kleiën heuvel, en kun je van heel dichtbij een miniatuur Bryce zien ontstaan: mensenfiguren en kasteel-achtige vormen, ontstaan doordat het water naar beneden loopt en op verschillende plekken materiaal tegenkomt dat meer of minder weerstand heeft tegen het wegslijten.

 

Onderweg blijven we aan Tolkien denken. Volgens mij is hij hier nooit echt geweest (althans, daar heb ik nooit iets over gehoord), maar het past allemaal zo prachtig:

 

Overal vruchtbomen en druiven, hier en daar oranje rotsen ertussen, aan de overkant een wit dorpje met ook alweer die witte schoorsteentjes uit groene heuvels stekend (Cortes y Greana), zo idyllisch moet de Shire zijn geweest.

 

Alleen die Bryce-structuren ken ik niet uit de Shire, maar die dragen wel ongelofelijk bij aan de idylle, omdat natuur en cultuur hier zo'n ongelofelijk mooi samenspel geven, dat noch God (of de natuur alleen, hoe je het maar ziet), noch de beste tuinarchitect ter wereld zo had kunnen bedenken.

 

*** Red. De De doorgaande weg loopt dwars door een heuvel heen, da's dus een slecht teken zo'n bergdoorsnijding, da's altijd een kortere weg, als vroeger, dus die moet je beter niet nemen... En jawel de weg is maar 400 meter recht om dan heerlijk te gaan meanderen als ware het de Geul.

 

Hier wordt het landschap nog idyllischer: behalve de sappige fruitbomen en de wanden met rode Bryce-figuren, alles gezet in een landschap van hoge heuvels met een weggetje met superbochten dat zoekt hoe het er zo leuk mogelijk doorheen kan komen,

 

heb je hier ook nog hier en daar een waterval die onder je door loopt, waar het water tussen slordig neergekomen bruin-grijze rotsblokken valt, en dan kom je weer door een tunnel door een rots van datzelfde materiaal, en jaag je met je uitlaatgeluid tientallen vogels weg die daar minigrotwoninkjes in bewonen.

 

*** Red. "Heel mooi" denk ik: zo'n tunnel waar allemaal vogels uitvliegen als ware het de Batcave, dus ik stop om de foto te maken, maar ja dan is het stil en hervindt de kolonie spoorslags zijn rust... Weg foto opertunity, en jawel ik start de motor nog net of het hele feest begint opnieuw, maar ja vogels treiteren is niet mijn stijl dus de camera blijft mooi in de tanktas, op naar Syl.

 

Deze weg zou je eigenlijk een paar honderd keer moeten rijden: de eerste honderd keer om alle details van het landschap tot je door te laten dringen, en daarna om je de bochtjes tot in alle finesses eigen te maken. Eén keer rijden slaat helemaal nergens op. We rijden hem maar één keer, dus dat betekent dat we hier hoe dan ook terug moeten komen, zit niks anders op ;-)

Aan de overkant van het dal rechts verschijnt een wit stadje, en dan is er rechts van de weg een mirador, met informatiebordje. We stoppen.

We zien La Peza liggen. Een steile heuvel met - hoe kan het ook anders- de ruïne van een Moors kasteel, en aan de voet van die heuvel een wit stadje, vertikaal gestapeld.

Van dit punt uit rijden we met een enorme boog linksom, steken daar een ramblas over, en rijden dan het stadje in via een steil straatje dat de helling waartegen het stadje is gebouwd recht oploopt.

Midden in het stadje komen we op een kruising. Rechtdoor gaat verder in de vorm van een trap; er staan borden rechtsaf naar de snelweg en naar Granada; linksaf gaat verder omhoog, minder steil. Een oude man wijst naar rechts: dat is de way to go voor toeristen, maar wij zijn eigenwijs en slaan linksaf.

We rijden omhoog door smalle straatjes, en komen dan bij een boerderij aan, waar het dorp ophoudt en de verharding van de weg stopt.

 

We rijden onverhard verder, waarbij we een man op een muilezel inhalen (ik hou mijn gas dicht en knijp de koppeling in, maar ik geloof dat de muilezel zich er `sowieso niets van aantrekt). Het pad is prima onderhouden, en loopt eerst door het bos, en dan wordt het open en zien we links van ons wielanden/akkers/druiven, met daarachter een riviertje en daar weer achter bergen, en rechts een beboste helling.

Dan komt er een groot stuk aan dat is volgestort met stenen (misschien dat het ooit verhard gaat worden hier?), en ik zie het niet erg zitten om daar overheen te rijden: de Roadrunner danst nogal over dat soort grote stenen, en ik wil niet vallen met die koffers.

 

We stoppen dus, en aangezien we naast een weiland vol klaprozen staan, houden we daar een pauze. Liggen in de zon, staren naar de klaprozen, naar het beekje lopen, dat vol vissen zit, een hapje eten, een slokje drinken, dit is het betere hobbitleven.

*** Red. Echt prachtig om in zo'n aan zijn eigen lotsbestemming overgelaten weilandje te liggen, Distels met Andijviekleurige bladeren (en Gele bloemen) Paarse distels ook weer in een aparte kolonie, legertjes klaprozen die de strijd aanbinden met garniezoenen Boterbloemen, met hier en daar een eenzame krijger de Paardebloem, en dan al die onbekende paarse, blauwe en roze bloembedjes die zich een plek verworven hebben tussen het ietwat onder de voet gelopen graanveld...

 

Tenslotte hijsen de hobbits zich weer op hun ponies, en rijden ze terug naar La Peza, waar ze de bordjes volgen en op de oude weg naar Granada terecht komen.

*** Red. In de tijd dat we alleen maar terug wandelen en de Ponies keren komen er 3 auto's langs, dit pad is dus een belangrijke verkeersader ;-)

 

We rijden al snel door een bebost landschap, over een superbochtenweg. Van de kleine heuvels komen we in het grijze graniet terecht: hoge grijze rotsen die tussen de bomen uitsteken hier en daar.

 

Af en toe spierwitte rotsen.

 

Rechts van ons het Parque Natural de la Sierra Huetor, en links van ons af en toe onverharde paden: hier maar eens op de XT's terugkomen, en anders zonder bagage!

 

Na verloop van tijd hebben we een embalsa links van ons liggen, een stuwmeer, en wanneer we een restaurantje spotten met terras is het duidelijk: hier gaan we een hapje eten.

Het officiële ritme in Spanje is zo'n beetje ontbijten om een uur of 7, 8, met tostada's en koffie, om een uur of tien bier met een hapje, tussen twee en vier uitgebreid tafelen, en 's avonds vanaf tien uur drinken en tapas.
's Avonds kun je ook nogmaals een uitgebreide maaltijd nemen, en tapas kun je op elk moment van de dag krijgen. In de praktijk komt het er op neer dat je kunt warm eten wanneer je dat maar wilt: de keuken is hier nooit dicht.

 

Hier is een menukaart met tapas. Ik neem gazpacho (koude groentesoep), migas (broodkruimels, ja, echt), aardappels en kaas (queso). van alles een media racione, een halve portie.

We passen ons aan aan de gewoonten hier, en nemen er een lekker glas bier bij.
De broodkruimels zijn superlekker: met stukjes spek en paprika enzo erdoorheen. De aardappeltjes zijn in olijfolie gebakken, en ook voorzien van een enorme hoeveelheid groene paprika, en de queso is niet alleen echt heel erg lekker (het is hier altijd schapekaas of geitekaas, en dan niet van die droge smakeloze witte rommel als je hier krijgt), maar ook nog eens bestrooid met vers gebrande amandelen met zout bestrooid.

 

*** Red. Ik bestel een soepje "picadillo" (kleine stukkies, letterlijk vertaald, en een Media Racion Trutcha (da's dus 1 hele beekforel...) en we krijgen van het huis een Racion de Cerdo, kortom onze navel verdwijnt verder en verder uit zicht.

Oh, wat is dit allemaal asociaal lekker! We nemen nog een glas bier, en genieten van de schaduw onder de bomen, en het geroezemoes van de andere gasten (een aantal families zit uitgebreid te schransen), en de vriendelijkheid van de ober en van het leven in het algemeen.
Wat hebben we het schandalig goed ;-)

***Red. Ja wat een heerlijke plek, zo'n heerlijk terras in de schaduw van grote bomen, met op ons hoekje uitzicht op het diepe dal naast ons, een gezelschap met drie honden waarvan er steeds twee vastliggen en die ieder kwartier omgewisseld worden voor een kwartier vrijheid, een hele grote Spaanse familie met zes kinderen, drie vaders, waarvan eentje mee wil voetballen met de kids maar accuut terug gefloten werd door de anderen, en een groepje Yuppen die heel interessant aan het doen zijn, maar op een heel laag geluidsniveau, dat accuut opgeschroefd word als die familie na een uur of wat vertrekt, en een rustige Opa en Oma met wat grut...

Na een paar uur hijsen we ons toch maar weer op: de sneeuw van de Sierra Nevada staat nog op het programma, en Granada... De enig achtergebleven Spaanse familie op het terras nam de uitzwaaifunctie waar.

 

De weg blijft een motorrijdersdroom, een onafgebroken hoeveelheid bochten, en dan komen we op een T-splitsing. Rechtsaf naar Granada, linksaf de Sierra Nevada in, via de oude tramlijn (de tram werkte toen hij nog reed volgens hetzelfde systeem als wat je bij sommige treintjes in Zwitserland ziet, met zo'n tandrad in het midden).

Ik kan het me nog vaag van de vorige keer herinneren, maar toen reden we het weggetje van boven naar beneden.

 

Eerst rijden we langs het Embalse de Canales, over een brede asfaltweg. Rechts aan de overkant gaat het enorm de hoogte in, en één van de meest absurde uitzichten is zo'n hoge berg, met op de top, waar je woestenij verwacht, een Osbornestier (een enorme zwart-metalen stier, vroeger voorzien van reclame voor Osborne, maar sinds wegreclame verboden is in Spanje is die reclame er afgehaald. De stieren moesten eigenlijk weg, maar daar waren alle Spanjaarden tegen, en terecht).

 

Aan de overkant zien we een groepje crossers via ezelspaadjes afdalen, hier kan nog zo veel...
Je ziet dan ook overal crossers staan of rijden, soms hele groepen tegelijk aan de kant van de weg.

Dan komen we in Guejar . De vorige keer, vanuit de andere kant, was het hier heel eenvoudig: gewoon rechtdoor zo'n beetje, het wees zichzelf.

Daar ga ik nu dan ook maar van uit, en ik rij achter een paar auto's aan die hetzelfde idee lijken te hebben.

De straat wordt steiler, we moeten naar rechts en dan weer naar links, en we zitten nu in een heel erg smal en vooral heel erg steil straatje...

 

Helemaal bovenaan een haakse hoek naar rechts, en dan begint de auto voor me te aarzelen, en stopt. Ik kan niet anders dan ook stoppen, maar de ellende van dit soort steile straatjes is dat de wegkanten nooit mooi horizontaal lopen. Ik kan de motor dus zo'n beetje houden, maar ik kan hem niet neerzetten, laat staan afstappen.

De auto voor me rijdt toch verder, en intussen is er achter me ook een auto verschenen. Verder dus, denk ik dan, maar dan zit ik met het probleem dat mijn rechtervoet op de grond staat en mijn linkervoet niet bij de grond kan (de achterrem heb ik niet nodig doordat ie in de versnelling staat).

De voorrem doet hier niet veel: ik moet op gang komen met die voet op de achterrem. Het gaat niet!!! Ik zit gevangen!!!

Tsja, en wat doe je dan?
"Ehernst, Ehernst" roepen, er zit niks anders op, iets vernederenders bestaat niet.
Die moet eerst een plekje zoeken waar hij de R3B kan neerzetten, en dan komt ie mij verlossen.

Inmiddels is er een vrouw in een deuropening verschenen, die een beetje moet lachen om alle consternatie: verderop loopt de weg dood en is er niks meer te beleven behalve het plaatselijke voetbalveld, vertelt ze, we moeten terug, dit maakt ze vele malen per dag mee.

Eerst moet de auto weg, de hoek om en daar een plek om te keren vinden (met zo'n voetbalveld moet dat lukken hoop ik voor hem). Hij geeft gas, laat de koppeling opkomen, zakt achteruit, en de motor slaat af.
Dit herhaalt zich een keer of vijf, met steeds meer gas.

Je ziet het zweet op zijn gezicht, je ziet de paniek in de ogen van de vrouw naast hem, maar hij is heel erg slim: hij neemt gewoon even een paar minuten pauze, en probeert het dan opnieuw, met volgas, en jawel, hij haalt het!

Ernst laat dan de Roadrunner een stukje terugzakken tot een vlakker plateautje voor iemand z'n voordeur, en vandaaruit onderneemt hij de keer-maneuvre, en die lukt.

Met zijn hulp klim ik weer op de motor (de rug doet het inmiddels al lang niet meer natuurlijk), en dan rijdt Ernst voorop, op zoek naar de juiste uitgang uit Guejar.

 

***Red. Ho, wacht nou even, effe stoppen bij die steeg... "waarom stop je nu daar mag je niet in !" Dat zie ik ook wel, maar zie je niet dat daar twee ideale brommers staan om in dit stadje rond te toeren ? Twee Beta's die had ik op de heenweg al zien staan vanuit mijn ooghoeken... Vlug op de gevoelige CCD gezet, en hop kijken waar de meeste bandensporen afslaan... Prachtig plaatsje zeg, zo klein en toch drie parkjes, en dan die huizen, ze staan er allemaal gezond bij.

Hij slaat op een volkomen willekeurig punt linksaf, en ja hoor, dat straatje verandert zichzelf onmiddellijk in het juiste straatje, hopeloos is dat altijd...

 

Maar nu zitten we dus op dat hele smalle weggetje, in het groen, met hier en daar een aardedonker tunneltje. Het is nogal behoorlijk druk helaas: het is zaterdag, een autotochtjesdag hier, duidelijk.

 

Na verloop van tijd krijgen we aan onze linkerhand een aantal restaurants, en daarna wordt het iets rustiger, hoewel je nog steeds heel erg op tegenliggers bedacht moet zijn.

 

***Red. We komen weer door dat tunneltje, en met het zonnetje op de uitgang bedenk ik me in een flits, hee da's mooi, met het silhoutte van Syl in de opening, we zijn net het tunneltje in, dus tanktas open, camera eruit, *aan* en klik, net op tijd...

 

denk ik... (thuisgekomen bleek ik het licht van syls schaduw gepakt te hebben, en dus is de foto een wazige overbelichting in de vorm van een tunneltje van fleischmann.)

 

En dan gaat het naar boven, via hele nauwe haarspelden, die ik me nog van de vorige keer herinner. Hier en daar is het asfalt in de bochtjes door beton vervangen: asfalt zou daar te snel kapot gaan. En vreemd genoeg heb ik precies daar twee keer het idee dat ik het niet haal, terwijl ik veel smallere haarspelden daarvoor nog prima deed.

De vernedering in Guejar eist zijn tol...

 

Ik bedenk hier ook dat ik ooit Noemi Berry een keertje heb horen zeggen dat omlaag gemakkelijker is dan omhoog (daarbij had ze het over offroad), wat ik nooit snapte.
Maar nu snap ik het wel: omlaag kun je, als het erg smal en steil en nauw wordt, altijd nog stpje voor stapje rijden als het ware: vrijwel stilstaand. Met de rem en de koppeling spelend kom je dan altijd wel naar beneden.
Maar naar boven moet je vaart houden, en als het zo steil is als hier zelfs behoorlijk veel vaart, en dan kan zo'n nauw bochtje opeens akelig op je af komen.
*In* de bocht stilstaan betekent zeker vallen, dus je moet het gewoon weten als je er in duikt, dat het gaat lukken.

 

En ik had het kunnen weten, dat het ging lukken, maar daar kon ik mezelf dus tot twee keer toe niet van overtuigen...
(Maar het weggetje is en blijft prachtig)

***Red. Dus komt Captain Gadget met zijn telescopische benen weer in aktie.

 

Bovenaan komt er tot overmaat van ramp ook nog eens een tegenligger om zo'n bochtje aan die ik al lang had gezien, maar die mij niet had gezien, en blijkbaar denkt dat het hier eenrichtingverkeer is: hij is woest, toetert, en stuurt op me af in plaats van uit te wijken.
Op het allerlaatst wijkt hij gelukkig toch nog uit, want voor mij is er echt geen enkele ruimte, waar dan ook.

 

Ik hoor hem even later alweer toeteren voor een auto, maar tegen die tijd zal hij wel in de gaten hebben dat het hier gewoon tweerichtingverkeer is...

 

Ondanks al het gewzeet heb ik toch nog even een fontein met leeuwen gezien, achter tralies: het één of andere antieke ding blijkbaar, dat beschermd moet worden.
Naar het uitzicht heb ik zo weinig mogelijk gekeken, dat is me hier veel te steil, maar ik heb wel gezien dat de richel waar je hier een stukje over rijdt, en waarvan ik me van de vorige keer enorme diepten aan beide zijden herinner, voorzien is van "afgronden" van een meter of tien diep, dus dat viel nog wel mee.

 

Overal om ons heen geitepaadjes om met de XT's over te rijden.

 

Bovenaan spot Ernst nog even het Trammetje, waar hij een foto van maakt, en dan zitten we op een biljartlakenstrakke en -brede weg naar boven.

 

Doorrijden tot je niet verder kunt, tot de slagboom, daar parkeren, en kijken naar de sneeuw, en mijmeren over hier ooit een keertje doorheen rijden en de hoogste pas van Europa rijden, onverhard.

Met de XT's dus, en in juli of augustus: toen je de pas nog gemotoriseerd over mocht, waren dat de enige maanden waarin hij sneeuwvrij werd gehouden, dus daarbuiten hoef je het niet te proberen.

***Red. We willen nu bij de VVV (waar dat trammetje staat) linksaf omhoog, waar de vorige keer naar beneden zijn gezweefd, heerlijk steil superstrak Azrifalt ligt te lonken, maar nu staat er een bord "eenrichtingverkeer" natuurlijk de verkeerde kant op, ik snap er niks van zo'n brede Azrifaltende baan eenrichtingsverkeer ???

 

Dus dan maar weer eerst naar die stinkwintersportplaats. tenslotte is het uitzicht daar overweldigend, en we moeten effe hallo zeggen tegen de Rotszwaluw die we daar vorig jaar hebben leren kennen.
Het plateau naast het Jeugherbergje is half weggezakt en we mogen daar dus niet op, en zelfs ik zie dat al niet zitten om die linten te negeren, dus Syl al helemaal niet, en terecht zo te zien, de stang waar we op willen gaan zitten aan de rand van het plateus is helemaal uit zijn steun losgetrokken, zou de jeugdeherberg er volgend jaar nog staan ???
Maar nu wij niet naar het randje van de rotszwaluw kunnen komen, komt hij na een kwartiertje aftasten, toch weer gezellig *vlak* langs ons scheren, wat een prachtige vliegkunstenaar is het toch!We drinken wat lekker warm water uit de koffer, want hier op 3000 meter is het *koud* zelfs in de blakerende lentezon...

 

Op de weg naar beneden weer superasfalt met superbochten.

 

Ter afwisseling met het scheuren kun je af en toe even stilstaan en ademloos om je heen kijken.

 

En op sommige stukken kun je gewoon allebei tegelijk doen.

 

Halverwege het broertje van het bord op het plein bij het Ayuntamiento van Laujar.

 

Het wordt laat.
Ons plan is om te kijken of we kunnen slapen in het parador van Granada . Dat is gehuisvest in een klooster in het Alhambra .

Het Alhambra is een enorm plateau, bovenop een heuvel van Granada , waarop vroeger een groot aantal Moorse gebouwen stonden. Nu is een aantal daarvan vervangen door latere gebouwen, zoals dit klooster.

Maar er is nog behoorlijk wat over, ook van de interieurs, wat heel bijonder is, en het meest bijzondere van het Alhambra is misschien wel de Generalife, de Moorse tuinen.

Een groot gedeelte van het Alhambra is gewoon openbaar gebied, waar je mag wandelen. Maar voor de Moorse gebouwen en de Generalife moet je een kaartje kopen, en de belangstelling is gedurende het hele jaar zo overweldigend dat het een kaartje-met-tijdsduur is: je moet er na een paar uur weer uit!

De enige manier om echt helemaal op je gemak alles te kunne bekijken is slapen in het parador, want dat heeft een achteruitgang naar het Moorse gedeelte toe. Het is dan ook altijd een jaar van te voren volgeboekt, maar je weet maar nooit ;-)

Bij het Alhambra aangekomen, (het tochtje naar beneden vanaf de Sierra Nevada heb ik even overgeslagen; de andere kant op is dat te lezen in Zuid-west Spanje, dag 15) blijkt dat we niet met de motor naar boven mogen rijden, en ik zie het eigenlijk niet meer zitten om dat hele eind te moeten sjouwen omdat de kans dat er ruimte is (het is ook nog eens zaterdag) minder dan 0 is, maar Ernst wil het graag. Hij draagt de helmen en de tanktassen, daar kan ik niks meer aan veranderen...

Een klim omhoog, in de schaduw van oude bomen, met boven ons een muur als afscheiding van het Alhambra. Eenmaal de muur binnen een aantal bruiden met familie en fotograaf, temidden van de bomen en de gebouwen.

Wij lopen eerst naar het parador, dat inderdaad helemaal vol is.

Dan dwalen we nog een poosje door het stuk van het Alhambra dat open is voor iedereen, met het Palacio de Carlos V, oftewel het Paleis van Karel de vijfde (waar nu een museum is met Moorse schatten, alleen is dat dicht), de puerta del Vino, een toren waar je in twee verdiepingen doorheen kunt lopen (hij verbindt een hoger en lager gelegen stuk), een aantal tuinen temidden van de resten van het oude Alcazaba , en de muren rond het hele Alhambra, met uitzicht over Granada. Aan de overkant een enorme heuvel met, jawel, witte schoorsteentjes tussen het groen: Sacromonte.

Het is inmiddels een uur of half tien. Als we buiten Granada een hotel willen vinden, en nog wat willen eten, moeten we nu op weg.

 

Ernst leidt ons de stad door, waarbij hij het oude slingerweggetje vanaf het Alhambra naar beneden weet te vinden (de "gewone" weg naar de binnenstad is geblokkeerd zodat je in principe alleen via een snelwegachtig geheel naar beneden kunt komen.

We komen (yep, weer belachelijk steil, maar naar beneden, dus no problemo) uit op een heel erg leuk plein (eigenlijk hadden we gewoon daar een hotel moeten zoeken Ernst!): vierkant, met groen in het midden, en overal terrassen, allemaal drukbezet, en het hele park in het midden ook vol mensen. Muziek, stemmen, eten en drinken, in de schemering. De Campo del Principe, "a fascinating part of towm relatively little visited by tourists" volgens mijn beokje.

***Red. Duhuh, jij wilde in Alhama de Granada in die Moorse baden slapen, en ik heb me in de kop gezet dat *als* we in Granada gaan slapen, dat ik dan ook 's nachts in de Generalife wil verpozen ende verstillen, en met mijn lief in de armen dromen; van hoe het Kalifaat hier ooit de grootste denkers en dichters tot rust liet komen, en de tuinman zo opging in de liefde voor de planten dat de planten verliefd op hem hun mooiste kleed aantrokken. Ongestoord door de hordes toeristen die de tijd niet nemen te genieten van de kleine dingen die hier zo groots aanwezig zijn.

Ik ben zo uitgeput dat ik pas nu op het idee kom dat dat de perfecte plek was ;-)
We rijden door, komen in een opstopping terecht: een stoplicht voor een stukje straat waar echt maar één auto tegelijk doorkan (heel mooi: er stond nog een bord met eenrichtingverkeer, met een streep erdoorheen: ze hebben het daar dus geprobeerd, maar het heeft op geen enkele manier geholpen; dan maar zo).

Langzamerhand worden de straten breder, en de snelheden hoger, en wanneer we een benzinestation induiken om te kijken waar we precies zijn, blijkt dat we op precies de juiste plek de stad zijn uitgereden: we zitten op de A338 die langs Gabia en La Mala komt.

Het wordt donker. We worden aangeschoten door een jongen in het pak dat hoort bij flamencodansen: of wij weten waar hij moet zijn. Hij is helemaal wanhopig, maar helaas kunnen we hem echt niet helpen.

In La Gabia wordt vuurwerk afgeschoten: iemand heeft met voetbal gewonnen ;-)

Het is hier heel erg druk met verkeer: er is niets dat roept: "Kijk, hier is het leuk om te slapen!". Er is zelfs helemaal niets om te slapen...

Het plan was om hier ergens te slapen en te eten, en morgen door te rijden naar Alhama de Granada. Daar is een hotel, het Balneario , gebouwd over de oude Moorse baden , en daar kun je dus in die Moorse baden baden...

De drukte is snel na Gabia verdwenen, en het is nu helemaal donker geworden. We komen een mooie serie bochten tegen, maar ik ben te moe om ervan te genieten.
Ik zie een tegenligger. Nadat hij Ernst gepasseerd is (die rijdt voor) komt hij opeens helemaal mijn weghelft op, om zijn bocht af te snijden. Stomdronken!
Hij rijdt rakelings langs me heen, en reageert pas als ie achter me is met een ruk aan zijn stuur...

Na La Mala een lang stuk saaie rechte weg, en Alhama de Granada is nog maar een kilometer of veertig weg volgens de bordjes. De beslissing is simpel: doorrijden. We hebben sowieso geen keus, want we zijn nog geen hostal tegengekomen ;-)

***Red. Helemaal niets zelfs, zelfs de dorpen liggen steeds een paar kilometers van deze saaie donkere weg, waar alleen een scootertje die verschrikkelijk zijn best doet niet door onze koplampen te worden gevangen voor een behoorlijke poos afleiding zorgt ;-)

Het is inmiddels al ver voorbij tien uur, ik ben totaal op, voel al niet eens meer honger, en rij als een zombie achter Ernst aan. Als ik niet dicht genoeg achter zijn achterlichtje zit heb ik geen enkele clou hoe de bochten lopen, en zwalk ik nog erger dan die tegenligger over de weg heen en weer, maar op de één of andere manier komen we tenslotte dan toch echt in Alhama aan.

***Red. Ik zie het licht onrustig heen en weer zwiepen en probeer met mijn remlicht aan te geven welke bocht veraderlijk knijpt, en bij twee bochten met een flinke lading zand haal ik de snelheid er maar helemaal uit, zelfs ik ben er te moe voor om dat in het donker op vertrouwen te slechten, terwijl ik weet dat ik op hele nieuwe TKC's sta, pas 3500km gereden tenslotte.
Eindelijk weer echte bochten, en op tien kilometer van het doel een plaatsje waar het Kermis is, alle straten staan vol met attrakties, het reuzenrad staat ook in een straat, wat moet dat een waanzinnig effect hebben als je steeds zo uit de huizen komt en er weer terug tussen duikt, helemaal aan het eind van het dorp, waar de kermisdreun nog nauwelijks nagalmt staat nog zo'n reuze springkussen op een kleien parkeerplaats... Als ze feesten, weten ze wel *hoe* dat moet !!! Maar ja, nu in de Botsautootjes? Nee laat maar ;-(

 

Via een aantal haarspelden omhoog vanuit de diepte naar het stadje, en dan stoppen we zodat ik bij een lantarenpaal in mijn boekje kan opzoeken waar die Moorse baden nou eigenlijk zijn, want we zijn geen bordjes tegengekomen.

We moeten een stukje terug, lees ik, dan linksaf een bruggetje over, door een gorge, en dan zie je het vanzelf. De gorge is zelfs in het donker indrukwekkend, met inkzwarte wanden omhoog, en stromend water rechts beneden je.

Het hotel (Balneario) is groot en lelijk, en de parkeerplaats ziet er erg vol uit.
En inderdaad, bij de receptie moeten ze ons helaas vertellen dat ze echt helemaal vol zitten, ze vindt het heel erg vervelend maar kan echt niks doen (ik zie er erg zielig uit blijkbaar ;-).

Terug dus weer, door de gorge, over het bruggetje, rechtsaf, en dan via haarspelden weer omhoog, en nu rijden we door, richting centro de ciudad.
Ernst voorop, waardoor we recht tegen een hostal aanrijden, (dat lukt hem op de één of andere manier altijd): hostal San José. Open (het is inmiddels half twaalf), en bovendien voorzien van een lege kamer!

Ernst zet de motoren op het smalle stoepje, tegen het hostal aan, wat de hostaleigenaar bijzonder interessant vindt (hij maakt een goedkeurend spierballengebaar naar mij ;-). Hij vraagt nog hoe laat we morgen willen vertrekken: als dat voor 11 uur is, mogen we gebruik maken van zijn privégarage, maar na 11 uur is hij naar een eerste communie-feest, en komt pas ver in de middag terug.
Ik zeg dat het niet nodig is, als het geen probleem is met de politie, zo op de stoep.

Alleen al de gedachte dat de politie daar iets over te zeggen zou hebben vindt hij belachelijk ;-)

Het is een hele lieve complete kamer, met goed bed, (en een absurd uitzicht op een stukje dak met muren daaromheen en één ander raam ;-).

Probleem nummer één is opgelost: we zijn onderdak. We hebben de sleutel van de buitendeur ook gekregen, en kunnen dus onbezorgd het stadje in op zoek naar eten.

Vlak naats het hostal een bar die er echt prachtig uitziet, met zo'n beetje overal aan het plafond hammen hangend (die zie je in elke bar in Spanje, maar niet vaak in deze hoeveelheid), overal tegeltjes, en een hele oude houten bar met een indrukwekkende sterkedrankafdeling. Maar alle beschikbare stoelen, barkrukken en sta-plaatsen zijn gevuld: hier is echt absoluut geen plaats meer...

De andere kant op een plein, het Plaza de la Constitucion, met twee bars, beide met terras. We kiezen op goed geluk de eerste, bar Andaluz, en gaan binnen aan een tafeltje zitten.

Ik bestel een media racione queso, een halve portie kaas, en er zitten weer amandeltjes bij (o ja, altijd olijfolie over je kaas gieten!). Een dik glas bier erbij, en samen een tomaten-met-uiensalade (die ook hier gewoon op verzoek gemaakt wordt ook al staat ie niet op het menu dat op een schoolbord is geschreven). Heerlijk heerlijk!

***Red. En een Racion de Jamon voor mij gelukkig...

De tv staat aan, uiteraard, en de bar is errug vol.
Een groepje van een jaar of 18, 20, en de rest vanaf een jaar of 50: de mensen met kinderen zitten op zaterdahavond thuis, maar de rest gaat naar de bar. Evenveel mannen als vrouwen (de oudere garde komt eigenlijk altijd met z'n tweeën binnen).

Iedereen eet tapas bij het drinken, en de drank varieert van soms enorme glazen bier via sherry enzo tot allerlei sterke dranken.

Achter de bar een barman die helemaal the star is: alles wordt met van die prachtig geoliede geroutineerde gebaren uitgevoerd, en hij is het middelpunt van alles gesprekken die aan de bar worden gevoerd, en dat zijn er veel.

Behalve de barman is er een hulp, een jongen van een jaar of twintig, die iedereen aan de tafeltjes bedient (verbazingwekkend goed: hij heeft echt precies in de gaten wanneer je hem nodig hebt, terwijl het heel erg druk is), heel vriendelijk is, en naast iedereen die hij kent gaat staan en ze op de schouders klopt terwijl hij tegen iedereen iets weet te zeggen waar ze om moeten lachen.

Dit zijn twee prachtpersoonlijkheden!
En zo zitten we daar te mijmeren over het feit dat de persoonlijkheid van de barman zo bepalend is voor de sfeer in een bar, en te genieten van het Spaanse Lawaai (uiteraard staat de TV ook aan), en dan tegen een uur of één begint iedereen te vertrekken, en zeggen ze, alsof het de normaalste zaak ter wereld is, ook adios tegen ons.

En zo lopen we om één uur naar ons hostal, en besluiten ter plekke dat we hier de volgende dag willen blijven: alles voelt hier goed aan...

 

© Copyright - Auteur: Sylvia Stuurman , Foto's: Ernst Anepool .
Copyright 1993-nu.
Voor commentaar, e-mail adres: sylviastuurman@gmail.com
 
terug Code voor foto: