Langzamerhand is algemeen bekend dat ABA, Applied Behavior Analysis, een erg schadelijke therapie is, die nog steeds wordt ingezet om het gedrag van autistische kinderen te veranderen.
De basis onder ABA is het behaviorisme, en dat heeft op veel meer gebieden invloed dan alleen op ABA.
Hier een overzicht.
Ethologie en het behaviorisme
Ethologie

In de tijd (lang geleden) dat ik biologie studeerde, deed ik dat omdat ik benieuwd was naar de ethologie: gedragskunde voor biologen. Ik was daarop gekomen door de boeken van Konrad Lorenz (zoals ‘Ik sprak met viervoeters, vogels en vissen’). Bij ethologie observeer je gedrag, en stelt daarbij de vier waarom-vragen die Nico Tinbergen heeft opgesteld:
- Waarom doet een dier dat, in de zin van: Wat is de functie van het gedrag? Dat is gemakkelijk te beantwoorden als een dier aan het eten is (zorgen voor voldoende energie om te overleven), of wanneer het vlucht voor een vijand (overleven), maar is in andere gevallen lastiger te beantwoorden (als een hond aan zijn lippen likt bijvoorbeeld).
- Waarom doet een dier dat in de zin van: Hoe heeft zich dat gedrag in de loop van de evolutie ontwikkeld? Sommige eendensoorten grondelen bijvoorbeeld: ze doen hun kop onder water en hangen dan als het ware ondersteboven in het water; andere eendensoorten duiken echt. Dan kun je bekijken hoe die enden zich in de loop van de evolutie hebben ontwikkeld, en hoe dat met dat gedrag samenhangt.
- Waarom doet een dier dat, in de zin van: Wat is de oorzaak van het gedrag, met andere woorden, welke prikkel lokt het uit? Wanneer gaat een koe bijvoorbeeld grazen en wanneer gaat ze liggen om te herkauwen? Dat kun je proberen te meten, door te kijken hoeveel gras ze binnenkrijgt voor ze gaat herkauwen.
- Waarom doet een dier dat, in de zin van: Hoe ontwikkelt het gedrag zich in de loop van het leven? Is het gedrag bijvoorbeeld direct na de geboorte al zichtbaar? Leert het dier het gedrag van een ander, of vertoont het dat gedrag ook als het nog nooit een ander dier dat gedrag heeft zien of horen uitvoeren? Bij zangvogels is dat bijvoorbeeld heel verschillend. Sommige soorten zingen hun liedje onafhankelijk of ze zonder soortgenoten opgroeien of niet; andere soorten hebben echt soortgenoten nodig om te leren zingen, en weer andere laten alleen een heel simpel liedje horen wanneer ze nooit soortgenoten horen zingen.
Op deze manier onderzoek je als bioloog (nog steeds) gedrag. Het enige dat er aan toegevoegd is, door Frans de Waal bijvoorbeeld, is dat je ook emoties durft te benoemen (dat was taboe in het begin van de ethologie, omdat dat het gevaar in zich had dat je dieren emoties toekende omdat je die van jezelf herkent, en niet per se omdat ze die hadden). Dat zou je nu de vijfde waarom-vraag kunnen noemen: waarom doet een dier dat, in de zin van: Welke emoties stimuleren dat gedrag bij het dier?
Behaviorisme

Het was voor ons dan ook bijna hilarisch om te horen hoe de Amerikaanse variant op ethologie in elkaar zat, het radicaal behaviorisme. Ook bij het radicaal behaviorisme werd gedrag bestudeerd, maar in dit geval waren de uitgangspunten:
- Een dier (en dus ook de mens) wordt geboren als ‘blanco’
- Gedrag dat een dier vertoond is uitsluitend het gevolg van leren via wat ‘conditioneren’ wordt genoemd.
Conditioneren bestaat in twee vormen: operant conditioneren en klassiek conditioneren. Klassiek conditioneren is bekend van Pavlov: een hond die steeds een belletje hoort wanneer het eten er aan komt, zal na verloop van tijd ook gaan kwijlen als alleen het belletje te horen is, zonder dat het eten er aan komt.
Operant conditioneren betekent, simpel gezegd, iets leren door straffen en/of belonen. Straffen kan dan de vorm hebben van negatief straffen (iets positiefs wegnemen, bijvoorbeeld schermtijd verbieden) of van positief straffen (iets negatiefs toevoegen, bijvoorbeeld io de gang zetten). Belonen heeft ook twee vormen: negatief belonen (iets negatiefs wegnemen, bijvoorbeeld weer van de gang de kamer in laten) of positief belonen (iets positiefs toevoegen, bijvoorbeeld het mobieltje teruggeven).
Je zit dat het behaviorisme geen enkele van de vier waarom-vragen beantwoordt. Het behaviorisme gaat van één mechanisme bij de derde vraag uit, namelijk dat alle gedrag het gevolg is van straffen en belonen, en daarmee is alles gezegd.
Het is evident dat dat niet het geval is. Sommig gedrag kun je niet afleren. Probeer maar eens af te leren dat je je evenwicht bewaart op de fiets, als je eenmaal hebt leren fietsen. Of om af te leren dat je spieren samentrekken wanneer je ergens van schrikt. Die reactie bij schrikken heb je bovendien nooit aangeleerd via straf of beloning.
Bovendien leren dieren (waaronder mensen) vooral door te spelen, gewoon, voor de lol dus. Of door een ander na te doen: monkey see, monkey do.
Psychologie

Het behaviorisme werd omarmd door de Psychologie. Het imago van Psychologie was nogal schimmig, vergeleken met de Natuurwetenschappen. Hier was eindelijk iets waarbij je ‘objectief’ naar menselijk gedrag kon kijken, dat kon beïnvloeden, en de invloed on meten. Eindelijk werd de Psychologie ‘wetenschappelijk’, was het idee.
Sinds die tijd is de Psychologie wel veranderd en zijn er nieuwe inzichten gekomen, maar het behaviorisme speelt nog steeds een belangrijke rol, en het heeft daardoor, uiteraard, ook zijn weg gevonden in psychotherapieën.
Psychotherapieën
Evidence-based
Zorgverzekeringmaatschappijen willen ‘evidence-based’ therapieën, en liefst kortdurende. Het idee van ‘evidence-based’ klinkt aantrekkelijk, maar het is uitermate lastig om van een psychotherapie te bewijzen dat deze werkt. Het idee van ‘evidence-based’ komt uit de farmacie, waarin je met een dubbelblind onderzoek (noch de arts, noch de patiënt weet of ze een placebo of een te onderzoeken medicijn krijgt) kunt onderzoeken wat werkt.
Zelfs daarbij is het lastig om de resultaten goed te interpreteren: je moet tenslotte zeker weten dat de twee groepen patiënten echt goed vergelijkbaar zijn, en vooral ook dat de omstandigheden bij beide groepen dezelfde was (en dus niet dat de ene groep een heel goed invoelende arts of verpleger had die aan het experiment meewerkte en de ander een hork).
Bij psychotherapie is een dubbelblind onderzoek helemaal niet mogelijk. Bovendien: hoe meet je of het beter met iemand gaat? Meet je dat net na een gesprek of behandeling, of na een week? Of na een jaar, of na twee jaar? En hoe meet je het? Vraag je het de cliënt (‘op een schaal van 0 tot 10, hoe voel je je?’). Laat je het door de cliënt invullen of door de behandelaar? (op die laatste manier weet de organisatie Psytrec aan rooskleurige cijfers te komen over het effect van hun intensieve PTSS-behandeling).
Op het behaviorisme gebaseerde psychotherapieën maken het gemakkelijk om ‘evidence-based’ te heten. Het behaviorisme zelf staat als ‘wetenschappelijk’ bekend, en het gedrag dat je met zo’n therapie beïnvloedt, kun je meten.
Er zit alleen een adder inder het gras, die nooit wordt vermeld wanneer een behandeling ‘evidence-based’ is:
Wanneer je, bijvoorbeeld, aan kinderen een beloning geeft wanneer ze een kwartiertje in een boek lezen, gaan ze dat meer doen. Dat kun je meten. Dan kun je, ‘evidence-based’ zeggen dat kinderen meer gaan lezen wanneer je ze met een op het behaviorisme gebaseerde behandeling beloont voor lezen.
Alleen, wanneer je een of twee jaar later kijkt, na de behandeling, dan blijkt dat de kinderen die de behandeling niet kregen méér lezen dan de kinderen die ervoor beloond werden. het lezen is voor de kinderen die ervoor beloond werden een soort ‘werk’, geworden, een taak, die ze niet meer uitvoeren omdat het leuk is, maar voor de beloning. En als die dan niet meer komt, lezen ze dus minder.
Hetzelfde kent iedereen wel van de andere kant van het behaviorisme: straffen. Straffen werkt wanneer je weet dat zichtbaar is (voor degene die straft) wat je doet. Maar datgene waar je voor bestraft wordt, wordt extra aantrekkelijk.
ABA
ABA, Applied behavior analysis, is natuurlijk het bekendste voorbeeld van een psychotherapie die gebaseerd is op het behaviorisme. Er wordt geanalyseerd wat de functie is van het ongewenste gedrag, en dan wordt alternatief gedrag voorgesteld voor die functie. Dat alternatieve gedrag wordt beloond; het oorspronkelijke gedrag wordt bestraft. Straffen wordt soms nog op de ‘ouderwetse’ manier gedaan (iets naars laten ervaren, zoals een elektrische schok), maar meestal door iets plezierigs weg te nemen (naar de gang, mobieltje weg, schermtijd inkorten bijvoorbeeld).
En ja, kinderen gaan dan minder van het ‘ongewenste’ gedrag vertonen, en meer van het ‘gewenste’ (met de aantekening van hierboven, dat dat op de lange duur juist andersom zal zijn).
Wat is hier mis mee?
- Het zijn de behandelaars (plus de ouders en de leerkrachten) die bepalen wat gewenst en ongewenst gedrag is.
- Het zijn de behandelaars die bepalen wat de functie van het gedrag is. Wanneer een kind, wanneer het wordt aangesproken, naar de grond kijkt, of opzij, kan de behandelaar dir als ‘begroeting’ bestempelen, en vinden dat er een andere begroeting moet plaatsvinden: aankijken.
- Doordat het gedrag ‘van buiten’ wordt veranderd, via belonen en straffen, leert het kind af om te luisteren naar ‘binnen’. Het kind leert daardoor af om naar de eigen grenzen te luisteren.
Wanneer een kind bijvoorbeeld leert om mensen aan te kijken wanneer het wordt aangesproken, gaat het daarbij over de eigen grenzen. - Alles draait hier om gedrag, om de ‘buitenkant’. De persoon zelf wordt niet gezien.
Opvoeding

Het behaviorisme heeft ook zijn weg naar de opvoeding gevonden. Natuurlijk werd er altijd al gestraft en beloond, maar straffen was vaak meer een kwestie van ‘En nou heb ik er genoeg van'(draai om de oren), en belonen meer iets van ‘ik voel me lekker door hoe je doet, dus gaan ik je verwennen’.
Het behaviorisme heeft als het ware een wetenschappelijke basis gelegd onder straffen en belonen, en dat heeft zich zo ‘vast’ gezet, dat voor de meeste mensen opvoeden gelijk staat aan straffen en belonen.
Opvoeden zonder straffen en belonen is heel goed mogelijk, en werkt veel beter (zie bv https://www.humankind.nl/tips-voor-ouders/ontwikkeling/opvoedtips-10-x-opvoeden-zonder-straffen-en-belonen). Kinderen leren vele malen meer van het voorbeeld dat je geeft, en ze zijn heel gevoelig voor wat jij goed vindt en wat niet.
We zetten de nadelen nog weer even op een rij:
- Het werkt alleen op de korte termijn: je kind leert ‘gehoorzamen’, met extrinsieke motivatie (straf vermijden, of ‘werken’ voor een beloning). Wat je wilt bereiken wordt geen intrinsieke waarde voor je kind.
- De straf en de beloning blijven nodig, terwijl je weet dat er een dag komt dat je kind zelfstandig wordt. Je moet dus iets zoeken waardoor dat ook werkelijk gaat gebeuren.
- Je ontkent hiermee de wil van je kind om het ‘goed’ te doen. Je draagt in feite uit: ‘Ik vertrouw niet dat jin uit jezelf het goede kunt doen’. En *dat* is wat je kind meekrijgt.
- Je legt de nadruk op gedrag. Je kind krijgt de indruk dat het voortdurend beoordeeld (en veroordeeld) wordt. Je geeft je kind niet mee dat gevoelens er mogen zijn, bijvoorbeeld.
Werk

In Nederland is het meestal nog niet zo als in de Verenigde Staten, waar in veel bedrijven elk jaar de minst goed presterende werknemers ontslagen worden, maar het werken met straffen en belonen is volkomen ‘normaal’, overal waar gewerkt wordt.
In sommige bedrijfstakken wordt veel met bonussen gewerkt. Op de universiteit waar ik werkte waren er geen bonussen: er was nooit geld. Er waren wel verkiezingen: docent van het jaar (ben ik een keer geworden), onderzoeker van het jaar, enzovoort. Dat gaf me altijd een naar gevoel: ja, het is leuk om gekozen te worden, maar er zijn zoveel mensen die hun uiterste best doen. Waarom die ene er uitgepikt?
Beoordelingen gingen gepaard met een A, B, C of D op allerlei vlakken (van onder de maat tot exceptioneel). Ook dat gaf me de kriebels: waarom niet met z’n tweeën bespreken war je jezelf wilt proberen te verbeteren, welke werkzaamheden je liggen en je graag méér wilt doen, en welke werkzaamheden je gewoon niet liggen?
Geld verdienen met je werk is natuurlijk sowieso al een extrinsieke motivatie. Ik heb het idee dat in de sectoren die echt nodig zijn (onderwijs en zorg bijvoorbeeld) veel mensen werken die dat ook zouden doen als ze genoeg geld ‘zomaar’ zouden krijgen om van te leven.
Van autistische zwelfstandige ondernemers weet ik dat die het altijd lastig vinden om geld voor hun werk te vragen. Er wordt dan ook vaak gewerkt volgens het ‘betaal wat je het waard vind’-principe.
Maatschappij

In de rechtspraak wordt alleen straffen gebruikt, ook al is al heel lang bekend dat dat weinig werkt. Helaas gelovcen nog steeds veel mensen dat strenger straffen meer zal helpen, wat nooit het geval blijkt te zijn.
Op allerlei gebieden worden mensen in feite als kleine kinderen behandeld, die in de gaten gehouden moeten worden. Zo werkt dat ook, wanneer je opvoedt met straf: dat werkt alleen zolang je alles in de gaten hebt.
We zij zo, mede door dat behaviorisme, een samenleving geworden waarin je wordt gewantrouwd.
Ook beloning wordt ingezet. Wanneer de overheid wil dat mensen hun gedrag veranderen, wordt dat gedaan met financiële ‘prikkels’. Vaak heeft dat toch weer de vorm van straffen: suiker wordt duur, of vlees, of benzine. Soms heeft het de vorm van een beloning: die op eletrische auto’s.
Het punt is dta de overheid hier ‘ons’ weer reduceert toch ‘straf-en-beloningsmachines’, die gestuurd kunnen worden door middel van geld, of door de dreiging van gevangenisstraf.
Intrinsieke motivatie wordt daarmee afgestraft.
Kortom
Het behaviorisme heeft een enorme invloed op ons, en dat is niet alleen via therapieën.
Het zou een weldaad zijn wanneer die fixatie op straffen en belonen zou stoppen.