Klein paars bloemetje in het zand
Zandduinen in de Coto Doñana

El Rocio

In alle vroegte vertrekken we met een allroadbusje vanuit een bezoekerscentrum van de Coto Doñana, onder leiding van een gids.

Wilde zwijntjes, hier en daar vogels, een aantal huizen van houtskoolbranders, zandduinen, en veel uitleg.

Terug in El Rocio weer erg veel vogels.

Dit reisverhaal begint met dag 1.

Zondag 28-5-2000

Om zeven uur gaat de telefoon om ons te wekken, en we staan maar meteen op, want repeteerwekken doen ze niet per telefoon, of althans, daar heb ik niet naar gevraagd.
We lopen door naar de hal, en wie zit daar, bij de receptie? Dezelfde jongen die ons gistermiddag geholpen heeft, en ons gisteravond heeft beloofd dat hij ons zou wekken!
"You never sleep, do you?", veronderstellen we, maar dat is onzin zegt hij: hij heeft bijna acht uur geslapen.

Helaas heeft hij ook de mededeling voor ons dat de ontbijtzaal verbouwd wordt (*ge*bouwd denk ik eerder), zodat hij ons zelfs geen kopje koffie kan aanbieden, maar, haast hij zich erbij te zeggen, bij het informatiecentrum van het nationale park hebben ze broodjes en koffie.

*Red. En nog iets veel leukers, maar dat mag ik nog niet vertellen ;-(

Dit soort gesprekken redden we helaas niet meer in het Spaans. We proberen altijd zo veel mogelijk in het Spaans te stuntelen, en als je de context maar weet (hotelkamer bespreken, restaurant) kun je Spaans heel makkelijk volgen, zeker als je Latijn hebt gehad. Maar voor de excursies heb ik maar netjes gevraagd: "Hablas Inglese?", wat waarschijnlijk grammaticaal niet correct is, maar wat ze wel altijd begrijpen.

Het mooie is dat mensen die dan "A little bit" antwoorden ten eerste altijd goed Engels spreken, maar vooral daarvòòr niet op Engels zijn overgestapt, zoals Nederlanders erg snel doen bij stuntelende buitenlanders.

Ik vind het een mooie vorm van de Spaanse beleefdheid: niet zomaar ongevraagd in een andere taal gaan praten, maar kiezen voor de taal die de ander aangeeft.

*Red. Gaat ook errug fout als buitenlanders dan opeens Nederlands praten, want in Cordoba, schakelde ik iedere keer als ik er met Spaans niet meer uitkwam over op Engels, wat voor grote verwarring zorgde omdat geen van die "Hermandad" engels beheerste, om dan na een paar woorden er opeens gebroken Nederlands klonk, waarom ik zo moeilijk deed, want Nederlands konden ze wel een beetje verstaan... Heel verwarrend...

Maar goed, eigenlijk is het nog veel te vroeg voor dit soort overpeinzingen, en we hebben nog niet eens koffie gehad.

Op naar het informatiecentrum, samen op de R3B.
Het zand is nog lekker vochtig, dus het rijden gaat ongelofelijk veel makkelijker als gisteren, wat maar goed is ook, want achterop vind ik maar niks in het zand.

Eenmaal op de geasfalteerde weg (het informatiecentrum zit 12 kilometer verderop, richting zee) is het koud, want we hebben natuurlijk geen jassen aangedaan ivm die waarschijnlijk zweterige rit in zo'n busje.

 

We worden een zijweggetje ingeloodst, en komen dan op een nog helemaal lege parkeerplaats, met een pad dat naar zo'n mooie witte boerderij rond binnenplaats leidt. De boerderij heeft een klokketoren (is dus misschien iets anders geweest ooit, als een boerderij?), en we worden verwelkomd door het geklepper van de Ooievaar die daar uiteraard bovenop zijn nest heeft.

Dat geklepper, dat was ik ook nog vergeten. Dat was het mooiste in Trujillo, want het wekt aanstekelijk, dus als er eentje begint, gaan ze allemaal klepperen, of het nou midden in de nacht is of niet. Bovendien vatten ze klokgelui (wat een oorverdovend lawaai moet dat voor ze zijn trouwens), blijkbaar op als een soort onbeholpen menselijke poging tot klepperen, want ook dan antwoorden ze blij en enthousiaast.

We lopen de boerderij in, en worden via de binnenplaats naar een zijbeuk verwezen, waarbinnen we een prachtig houten plafond bewonderen, met nestjes van Boerenzwaluwen, en die vliegen in grote getalen in het rond. Hele snelle vliegers zijn het, en het meest indrukwekkend is dat ze naar binnen en buiten vliegen via eeen klein raampje met tralies ervoor, die minder ver uit elkaar staan als de vleugelspanwijdte van een Boerenzwaluw, en dat gaat op volle snelheid.

De ruimte onder het plafond bestaat uit een winkel met vogelboeken en dergelijke, en een bar: koffie!!! We krijgen koffie met een tostada, een groot stuk geroosterd stokbrood, met mantequilla en jam, en natuurlijk jamon voor Ernst.

 

Even later mogen we ons melden en betalen aan de andere kant van het gebouw, en krijgen we het nummer van het busje waar we zijn ingedeeld.

Buiten op de parkeerplaats staan ze al klaar. Vijf busjes, in legergroen, hoog op de poten. Vier ervan zijn Spaans: Pegaso. Eentje is een heuse Mercedes Unimog , en die draagt ons nummer!!!

 

*Red. Altijd al een zwak gehad voor Unimogs, gewoon geweldig wat een Unimog allemaal kan (Uni-versale Mog-lichkeiten) ze zijn er werkelijk om iedere taak die de mens met een voertuig zou willen uitoefenen uit te oefenen... Brandweerwagentjes, Takelwagentjes, Landbouwgifwagentje, Ziekenwagentje, en dus ook Toeristenwagentje, en dan altijd 4 wiel aangedreven en in staat om het meest belachelijke terrein te overwinnen toen er nog niemand over 4-wheel drive praatte, helaas was dit wel een moderne dus niet zo'n gezellig mopsneusje... ;-(

 

Er stapt een chauffeur in, en een gids, en een stuk of vijftien passagiers. Wij blijken in het internationale busje te zitten, met behalve ons, en een aantal Spanjaarden, ook twee Engelsen en een paar Duitsers.

We gaan op weg; ons busje als laatste. Eerst over de weg tot aan de badplaats bij de zee, dan linksaf door de duinen, om het plaatsje heen, naar het strand. Al op het strand blijkt dat ons Duitse busje Superieur is: we scheuren de anderen voorbij. De chauffeur meldt dit feit nog eventjes "speciaal voor de Duitsers" ;-)

We zien wat Kleine Mantelmeeuwen, en de gids noemt de Spaanse, de Engelse, de Duitse en de Nederlandse naam (Gaviota sombria, Lesser Black-backed Gull, Heringsmöwe!

Af en toe vertelt hij wetenswaardigheden, eerst in het Spaans, dan in het Engels, en ook nog eens in het Duits.

 

Het strand hoort bij het nationale park, maar in Spanje is het zo geregeld dat de kustlijn toegankelijk is voor iedereen, dus dat geldt ook voor dit strand bij het nationale park.
Je kunt er alleen maar lopend of op een paard komen (auto's en motoren zijn verboden, behalve deze), dus je ziet er niemand. Alleen de vissers, die hier al lang visten voor het een nationaal park werd, blijven toestemming houden hier te komen. Ze zwaaien naar ons.

We rijden langs een toren, waarvan er drie in de Doñana blijken te staan, en verder ooit heel veel langs de hele kust: uit de tijd van de Moren uiteraard. Elke toren herbergt een paartje Slechtvalken (Falcon peregrino, Peregrine, Wanderfalke), meldt de gids.

*Red. Het waren ooit lichtbakens en uitkijktorens.

Dan rijden we het dennenbos in.

 

En stoppen meteen voor een wild zwijn met jonkies, dat nieuwsgierig op de bus af komt, om zich door iedereen te laten fotograferen ;-) Onze gids weet zelfs de naam everzwijn, en wild zwijntje, ook al was dat niet nodig.

 

In deze dennebossen leven verder Edelherten en Damherten , die we allebei verderop ook nog tegenkomen (al durven die niet naar het busje te komen), en, de trots van het park, de lynx! Maar die laat zich eigenlijk nooit zien.
We maken hier verder ook nog de kans Keizerarenden (Aguila imperial, Imperial Eagle, Kaiseradler) te zien, maar verder dan een Dwergarend (Aguila calzada, Booted Eagle, Zwergadler) komen we niet.

 

Dan komen we, aan de rivier, bij een aantal plaggenhuizen (hutten is niet het juiste woord). Een aantal daarvan zijn bewoond; eentje ervan is open, ter bezichtiging, en die mogen we bekijken. Hier geldt weer hetzelfde verhaal als bij de vissers: de mensen die hier woonden toen dit een nationaal park werd mogen er blijven wonen, maar ze mogen alleen hun manier van huizen bouwen en leven niet veranderen.

 

Dus leven ze nog steeds van houtskool productie, vissen, en kippen houden en dergelijke, en bouwen ze hun huizen nog steeds van riet.

 

Naast een van de huizen staat een cactus, die zo oud is dat grote delen ervan helemaal verhout zijn: een cactusboom.

*Red. Heel vreemd, eerst dachten we dat er cactussen groeiden op een dooie olijvenboom maar toen we goed keken waren het toch van die gelede stukken die op cactus duiden, alleen dan heel erg dik rond en houtig.

 

We staan nog even stil bij de rand van het bos. Deze rand, tussen het moeras (dat nu alweer voor grote delen is drooggevallen) en het bos, is het allerbelangrijkste deel van het park, zegt de gids. Hier zit het meeste leven, en hier verandert het meeste: als je hier een paar dagen later komt moet je soms hele andere routes kiezen.

Over routes gesproken: onze chauffeur weet aardig raad met z'n busje. Ik blijf rechtop zitten, en hou me een beetje vast aan de railing voor me, en door een beetje vanuit de heupen te zwieren kan ik mijn bovenlichaam gewoon rechtop houden en is er niks aan de hand, maar mensen met minder motor- en/of paardrijervaring worden helemaal heen en weer geslingerd, en roepen af en toe of het niet een beetje minder kan.
De chauffeur vindt dat heerlijk, natuurlijk.

*Red. Ik kreeg haast de indruk dat ie ons ook heen en weer wilde schudden, je snapt al hoe hard hij z'n best begon te doen...

 

Bij het gebouwtje met plat dak, van waaruit je over de marisma's uit kan kijken, houden we een langere stop. Om ons de gelegenheid te geven naar de paarden en koeien te kijken die daar los lopen (de vogels zitten te veel in de verte, omdat het natte gedeelte daar pas begint), maar vooral om de band te plakken van een van de busjes.

*Red. Wat onze chuaffeur en Gids deden, en de chauffeur die lek gereden had stond er een beetje hulpeloos toe te kijken, we hadden dus ook nog eens de beste bandenplakkers...

Dit is eigenlijk een plek die je in de winter zou moeten bekijken. Dan komt het water tot aan het gebouw zo'n beetje, en is gevuld met, onder andere, 80 procent van alle soorten in Europa voorkomende watervogels. Het is echt een gigantisch groot gebied.

 

Dan komen we in het duingebied. De duinen wandelen hier: waar een den groeit in een duinvallei, komt een zandbergje, dat groter en groter wordt, net zo lang tot de den doodgaat. Het zand waait dan weer verder tot de volgende den. tot het in het water van de marisma's komt, waarvandaan het wordt meeegevoerd door de rivier naar de zee, en van daaruit begint de cyclus opnieuw. De duinen krijgen hier, in tegenstelling tot die in Nederland, alle gelegenheid om te wandelen.

 

We stoppen bij een stel enorme duinen, en de gids vertelt ons nog dat (zoet) water hier altijd vlak onder de oppervlakte zit, zodat alleen maar het bovenste laagje echt mul is. Voor de rest kun je er goed lopen.

De afmetingen zijn enorm. Hier zijn scènes van Lawrence of Arabia opgenomen: voor de woestijn hoef je echt niet weg uit Spanje.

Ernst en ik (nou ja, eigenlijk vooral Ernst) vinden sporen van een Lynx!
Dat kan wel kloppen ook, want konijnen vormen het voornaamste voedsel van de lynx, en konijnen zitten hier in overvloed.

Uiteraard klimmen Ernst en ik weer op het allerverste allerhoogste duin (natuurlijk Ernst z'n plan: zoiets stoms verzin ik niet), zodat we als laatsten, met rode hoofden van de inspanning (ok, ok, vooral ik) weer in de bus klimmen.

We rijden door de duinen terug naar het strand, en daar laat onze chauffeur nog even zijn kunsten zien, door de andere busjes links en rechts in te halen, en tussen mensen door te slalommen als we weer in de bewoonde wereld zijn.

De gids vertelt ons dat deze chauffeur al meer dan 25 jaar bij het park werkt, als chauffeur, en toen dat gevierd werd zelf een busje had mogen uitkiezen: deze Unimog! Een grote eer dus, om met hem mee te mogen rijden ;-)

De vissers liggen naast hun hengels, en zwaaien door hun been op te steken, als we er langs rijden.

En dan is het ritje afgelopen, en rijden we weer via de asfaltweg naar de parkeerplaats.
We bedanken de chauffeur en de gids, en ik complimenteer hem met het feit dat hij zelfs alle Nederlandse namen wist, en dan antwoord hij in het Nederlands dat dat niet moeilijk was, omdat hij Nederlands kent: hij heeft er een poos gewoond ;-)

 

We gaan nog even onze sultana's opeten, aan een picknicktafel in het dennenbos naast de parkeerplaats.

Er vliegen Blauwe Eksters (Rabilargo, Azure-winged Magpie, Blauelster) rond!

Ik gooi een stukje Sultana naar ze, en ze komen er meteen op af. Er volgen natuurlijk meer stukjes, en al snel zit volgens mij de hele populatie Blauwe Eksters van Spanje rond onze picknicktafel in de bomen. Ze zijn meesters in het Sultana-vangen: dat doen ze zelfs in de lucht!

Bovendien kunnen ze zelfs stukjes van minieme afmetingen, die op de grond zijn gevallen, meteen vinden, terwijl de Musjes (Gorrion domestico, House Sparrow, Haussperling), die natuurlijk ook op het Grote Sultana Feest afkomen, dat niet kunnen.

Ze zitten ook echt vanuit die bomen naar ons te kijken, en zien meteen wanneer je van plan bent weer een stukje te gooien. In tegenstelling tot honden trappen ze er niet in als je alleen maar doet of je een stukje gooit. Echt ongelofelijk, want ze kunnen dus onderscheiden of je niks gooit, of zo'n lullig klein stukje dat zelfs de Mussen het niet meer kunnen vinden.

Onze lunch is opeens helemaal op. We gaan aan een andere tafel zitten, en zien dan nog hoe de Blauwe Eksters onze tafel van kruimels ontdoen, en dan zijn ze opeens allemaal weg. Het heeft een paar prachtige foto's opgeleverd.

 

Naar huis, even slapen!!! De terugweg door het zand is minder, want het zand is mul geworden, en er rijden alweer veel auto's.
Eentje komt recht op ons af rijden. Ernst geeft geen krimp natuurlijk, en rijdt op zijn beurt recht op die auto af, maar op het laatste moment moet hij toch ontwijken. En dat godverdomme met mij achterop in het mulle zand, met blote armen en een spijkerbroek aan!
Ik neem me voor om nooit achterop te gaan bij Ernst door de Sahara, maar daar wilde ik toch al niet naar toe.

*Red. Kan moelijk die blikkers hun zin geven, Toch? Ik reed aan mijn kant van het pad en hij voor hem gezien helemaal links, dus hij moet gewoon toegeven, maar deze was waarschijnlijker nog angstiger om van richting te veranderen als welke moderijder die voor het eerst op een OTR rijdt in het zand, al moest ie wel naar rechts voor hem gezien dan...

 

Als we een beetje zijn bijgekomen gaan we een kijkje nemen bij de Heilige Maagd. Het is druk in de kerk: alle bankjes zijn bezet; veel nonnen, en heel veel "gewone" mensen.

Als je op zo'n bankje zit, kijk je uit op de achterwand van de kerk (ik weet die kerk-termen niet, zoals jullie wel merken), en daar hangt, tussen allerlei Rooms-Katholieke prullaria, een houten beeldje, met een wit geklede Maria. Dat is ze dan, daarvoor komen die miljoen mensen hier elk jaar, of althans, haar gebruiken ze als excuus.

Het vreemde is dat je in de kerk geld kunt geven om een elektrisch lampje in de vorm van een kaars aan te doen, maar dat aan de zijkant van de kerk een ruimte is waar honderden echte kaarsen branden, de meeste helemaal krom door de warmte.

*Red. Heel absurd aan de buitenkant was me al opgevallen dat een van de ronde raampjes een grote zwarte brandvlek erboven had, ik dacht al dat er iets fout gegaan was bij een van de veelvuldige mariaslemperijen, maar toen we helemaal om de kerk heen waren gelopen zagen we in die ruimte karren met 100den kaarsen erop van die lange dunne, waarvan vele over elkaar heen gezakt waren en ongelofelijk aan het walmen waren, in dat ronde raam zat een ventilator uit pakweg 1920, die het waarschijnlijk sinds 1921 niet meer deed, de hele ruimte was zwart van de roet...

 

We gaan met een ijsje aan het water zitten, naar de Witwangsterns (Fumarel cariblanco, Whiskered Tern, Weissbart-Seeschwalbe, ja, ik kan het niet meer laten) kijken, die we hier kunnen volgen tot het water ophoudt.
Daar blijven ze nog even "biddend" hangen, en dan vliegen ze terug, om bij het begin van het water weer om te draaien en tegen de wind in vliegend vis op te sporen.

 

Hij wijst ons nog wel de weg naar een tweede bezoekerscentrum, aan de overkant van de weg. Daar krijgen we een tip, over nog een bezoekerscentrum, aan de noordwestkant van het park. Daar gaan we morgen langs, voor we verder gaan!

We lopen over een plankier naar een schuilhut die uitkijkt over een plas. Hier is het veel rustiger dan bij het dorp, en er zwemmen eenden. Het licht is moeilijk: met tegenlicht kun je moeilijk kleuren onderscheiden, maar ik weet bijna zeker dat ik een Krooneend (Pato colorado, Red-crested Pochard, Kolbenente) zie! Die hebben een prachtig rode snavel, en kastanjebruine kop, en komen bij ons helemaal niet voor.

 

(de foto laat het uitzicht vanuit onze kamer zien).
We zijn moe, lopen terug naar huis, en besluiten tot weer een maaltijd in ons restaurant aan het water. Deze keer zijn we vrijwel de enige gasten, en we worden ook hier alweer als bekende stamgast begroet. Ze kijken zelfs niet meer op van de combinatie groente en vlees, die Ernst weer bestelt, alleen kan hij niet geloven dat Ernst het meent dat hij ham met aardbeien wil (eigenlijk wilde hij ham met ananas, maar dat hebben ze niet).

De aardbeien komen als toetje, zijn vers van hier, en ruiken en smaken zo overheerlijk dat we nu voor eeuwig verpest zijn om nog van Nederlandse aardbeien te genieten.

*Red. Ja die aardbeien hier zijn gewoon waterzakjes met een heel klein beetje aroma, net zo'n desceptie als de nederlandse tomaten als je eenmaal in Italie tomaten hebt gegeten...

El Rocio is leeg. Iedereen is weer naar huis.

En wij gaan morgen al weer weg.

 

© Copyright - Auteur: Sylvia Stuurman , Foto's: Ernst Anepool .
Copyright 1993-nu.
Voor commentaar, e-mail adres: sylviastuurman@gmail.com
 
terug Code voor foto: