Motor onder vakwerkpoort
Ickelheim binnenrijden

Tiefenbach - Rothenburg ob der Tauber

Met een vaag plan om naar Nürnberg te rijden vertrekken we richting westen: het is tijd om afscheid te nemen van Gastof Russenbräu.

We rijden via bos- en veldweggetjes, met lange zwiepers, en komen regelmatig langs mooie vakwerkdorpen of -stadjes.

In Oedenberg houden we pauze bij een aangenaam boscafé

Nürnberg wordt teveel, besluiten we, en we rijden door,

Uiteindelijk komen we terecht in Rothenburg ob der Tauber, en dat blijkt zo'n prachtig stadje dat we een nachtje in een hotel boeken.

De rest van de middag en avond dwalen we door Rothenburg ob der Tauber.

Dit reisverhaal begint met dag 1.

Vrijdag 5 juli 2013

Vandaag eten we ons laatste ontbijt in Gasthof Russenbräu. Als we een keer een miljoen winnen nemen we de hele familie hier mee naar toe, inclusief een paar nachten slapen, nemen we ons voor. Maar de tijd van afscheid is gekomen.

Als ik betaal meld ik nog eens hoe heerlijk we het hier hebben gehad, en ik krijg een fikse korting op de prijs die toch al ongelofelijk laag is hier. Dit wordt een vast adres!

We hebben een vaag plan om naar Nürnberg te gaan, maar zien wel hoe het onderweg gaat. De IGO leidt ons via bosweggetjes en veldweggetjes in de richting van het westen.

We rijden hier vlak buiten Tiefenbach, op een smal weggetje tussen Tiefenbach en het gehucht Haag.

 

In Winklarn komen we op de B22, die we een stukje naar het noorden rijden.

Vlak voor Oberviechtach slaan we linksaf, en rijden weer over smallere wegen.

Hier zie je Obermurach voor ons liggen.

Hoog daarboven zie je de burcht van Obermurach er boven uitsteken: Haus Murach.

De burcht werd al genoemd in stukken uit het begin van de twaalfde eeuw. In Obermurach werd lange tijd verteld dat de bouwmeesters van de burcht reuzen waren, die de bevolking van Obermurach als slaven had ingezet voor de bouw.

 

Het is een aangenaam weggetje waar we nu op rijden.

Hier zie je een oudere vrouw met wandelstok, even buiten Nottersdorf.

 

We rijden door golvend boerenlandschap met veel bos.

Onderweg zijn er steeds dorpen (in dit geval is gehuchten misschien een betere naam) ter afwisseling.

Dit is Höflarn, waar een kapelletje langs de weg staat in de vorm van een miniatuurkerkje.

Op de achtergrond zie je zo'n mooie, enorme boerderij zoals je hier veel ziet, met sommige schuren heel oud en sommige nieuw.

 

In Höflarn steken we een iets bredere weg over, en verandert onze eigen weg bijna in een bospaadje.

Het is nog net wel geasfalteerd, maar het bos begint al aardig terrein terug te winnen op het asfalt.

 

Het weggetje slingert zich voort door dit boerenland.

Hier zijn we in Dürnersdorf, waar een houten klokkentorentje staat. Er staat een kruis op, dus het zal bij een kerk horen.

 

Even buiten Oberkatzbach (aan de namen van de dorpen kun je zien dat hier niet alleen veel bos is, maar ook veel beekjes stromen) staat ook een kapelletje.

Hier hebben ze er een lekker plekje voor een picknick van gemaakt, met bankje en al.

 

Hier zie je goed het landschap waar we doorheen rijden.

Landbouwgebied in de lager gelegen stukken land, bos op de hogere delen. Doordat overal beekjes lopen, en door de heuvels, slingert de weg voortdurend in lome slingers.

Dit soort landschap is ideaal als je afstanden wilt rijden en tegelijkertijd van het motorrijden wilt genieten.

 

Via die aangename wegen door dat boerenlandschap komen we bij Nabburg.

Nabburg ligt schilderachtig aan de Naab (de naam Nabburg staat uiteraard voor Burcht aan de Naab).

De oude binnenstad is geheel ommuurd. Je kunt dat nog net zien bij de toren: die "groeit" als het ware uit de stadsmuur (ik neem aan dat het een wachttoren is).

 

We rijden net om het oude stadshart heen, en blijven buiten de muren.

Alle gebouwen die je achter me in de hoogte ziet liggen behoren bij dat Middeleeuse centrum van Nabburg.

 

We rijden na Nabburg nog een stukje door dat aangename landschap, maar bij Amberg is het afgelopen: we zijn dan aan de rand gekomen van het Oberpfälzer Wald.

We rijden hier over de Kurfürstenring net buiten het centrum om; dat ligt op de foto links achter de bomen.

 

Even later steken we de Vlis over, en zien we de Stadbrille van Amberg.

Aan weerszijden van de Stadtbrille liggen de stadsmuren van Amberg: de overspannen de Vlis door middel van dit gebouw.

De naam betekent letterlijk stadsbril. Door de weerspiegeling van de bogen in het water zie je twee cirkels (hier ook goed te zien): de bril van de stad.

 

Voorbij Amberg komen we terecht op brede, saaie, rechte wegen.

Eerst de B85 naar Sulzbach-Rosenberg, en daarna de B14 richting Nürnberg.

Dat is het nadeel van rijden via de kortste weg op de GPS: soms is de kortste weg een lange saaie rechte weg...

De B14 is bovendien druk (veel drukker dan je hier op de foto ziet): lange rijden met vrachtwagens er tussen, van beide kanten, zodat het moeizaam inhalen is.

 

Gelukkig slaan we van de B14 af, steken de Pegnitz over, en rijden Gersbruck binnen: een bijzonder welkome afwisseling.

Je ziet hier een van de drie stadtorens die nog in Hersbruck staan: de WasserTor.

Hersbruck is trouwens, zie ik, de eerste Citta Slow van Duitsland: "Een stad ... waarin mensen leven die nieuwsgierig zijn naar de weer teruggevonden tijd, die rijk is aan pleinen, theaters, winkels, cafes, restaurants, plaatsen vol van spiritualiteit, oorspronkelijke landschappen, fascinerend vakmanschap, een stad waar de mens nog het Langzame erkent, geniet van de wisseling in seizoenen, de authenticiteit van de producten en de spontaniteit van de gebruiken geniet, en smaak en gezondheid respecteert ..."

Voorwaar een goed streven ;-)

 

Hersbruck is een langgerekt stadje, met veel vakwerk- en andere oude huizen.

We kunnen dus lang van de afwissseling van die grote weg genieten.

 

We blijven zo'n beetje langs de Pegitz rijden, aan de andere kant van de B14.

Onderweg komen we, in Reichenschwand, een Grieks restaurant tegen met de naam Aris.

Volgens Wikipedia is Aris een in het Grieks gebruikelijke jongensnaam, die in de 17de eeuw ook in Nederland voorkwam.

Mijn vader heette Aris (vandaar de foto), en hij was beslist niet zo oud dat hij uit de zeventiende eeuw komt. Wikipedia klopt dus niet echt, maar ik moet wel toegeven dat ik de naam verder weinig ben tegengekomen.

Ik ken één andere Aris, maar die is dan ook naar mijn vader genoemd.

De naam heeft niets te maken met de oorlogsgod Ares, maar is een kortere vorm van Aristeo, dat "de beste" betekent (zie bijvoorbeeld het woord aristocratie).

 

We komen in Lauf terecht, en de weg wordt weer druk en vervelend.

Ernst krijgt er genoeg van en slaat in Behringersdorf naar rechts af: we rijden eerst steil omhoog, en zitten dan op een bosweggetje, aangenaam rustig.

Ernst slaat een smaller weggetje in, en bij Oedenberg zoeken we naar een plekje om wat te drinken en pauze te houden.

De plek die we uitgezocht hebben blijkt vol vliegen, maar twintig meter verderop zit een Gasthof met groot terras: Weisses Ross (herberg het Witte Paard dus).

We nemen er koffie; ik neem er oma's appelflapjes bij, en Ernst een strammermax (spek met ei). Erg lekker, en het is een erg aangenaam plekje: we zitten op een groot terras met bos om ons heen.

Hier besluiten we ook om niet naar Nürnberg te gaan: Ernst voelt zich niet echt geweldig, en we hebben even geen zin in een grote]stad, beseffen we als we hier zitten.

 

Als we wegrijden zien we dat hier ook nog een Schloss Oedenberg is.

Ook daar kun je op een enorm terras eten en drinken. Dat is dan voor de volgende keer ;-)

 

We rijden verder over ons smalle weggetje, en zien dat er hier toch af en toe verkeer langs komt, en dat er zelfs af en toe twee verkeersdeelnemers tegelijkertijd rijden, waarvan eentje duidelijk heel hard heeft moeten remmen...

 

Maar wij komen niemand tegen en hoeven nergens te remmen.

We kunnen genieten van alle bochten die dit weggetje ons te bieden heeft, en dat zijn er nogal wat.

 

In een dorpje met de naam Tachersreuth staat dit vakwerkhuis.

Brandhout te koop, staat er op het bordje.

 

Ook het volgende dorp, Kleingeschaidt, is een en al vakwerk.

Hier staat dat vakwerk mooi in cotrast met de verschilende containers voor allerhande huisvuil.

 

Je ziet dat de Guzzi prima past in zo'n vakwerkgehucht als Kleingeschaidt.

 

Hier rijden we door Kalchreuth, waar Gatshaus Drei Linden erg uitnodigend staat te wezen.

 

Na deze dorpjes rijden we een stukje over een rechte weg, en dan komen we in de bebouwing terecht van wat ik maar de voorsteden van Nürnberg noem. Het heet hier Boxdorf, maar het zit gewoon vast aan de rest van Nürnberg.

Ernst probeert om Nürnberg heen te rijden, maar helemaal lukt dat niet.

We komen hier langs gebouwen van Stadtler. Wie kent dat niet, van potloden en stiften? Ik zie op de website dat zelfs de Fimo-klei waar ik vroeger gek op was (maar die peperduur was) van hen is.

 

We rijden om Nürnberg heen, via het noorden, en komen door Fürth en omstreken.

Hier is te zien dat het goed gaat, economisch, in deze regio: er wordt volop gebouwd aan industrieterreinen en nieuwe wegen.

We zien lange tijd niets anders als bouwplaatsen, fabrieken, snelwegen (we rijden daar gelukkig niet zelf op) en woonwijken.

 

Op veel plekken zie je dat Fürth dorpjes heeft opgeslokt.

Hier is zo'n restje van een dorp, met een kerk met een toren van vakwerk en een koperen bol er bovenop.

 

We komen in Veiltsbronn terecht, en daar zijn we definitief weg uit de voorsteden van Fürth en Nürnberg.

Veiltsbronn is een vriendelijk stadje vol vakwerk.

We komen hier terecht bij de rivier de Zenn, die we lange tijd min of meer zullen volgen.

 

Erg inspirerend zijn de wegen en het landschap hier niet, maar het is lekker om weer vrij om je heen te kunnen kijken, en weer lekker te kunnen opschieten.

 

Via de Zenn rijdend komen we door Langenzenn.

Oorspronkelijk was hier het hof van koning Ludwig IV, en in de Middeleeuwen is het langzamerhand een stad geworden.

Het plein waar we hier op afrijden heet dan ook de Prinzregentenplatz.

 

Zoals je ziet heeft ook Langenzenn een meiboom.

Op deze en de vorige foto zie je trouwens ook mooi de "geloken ogen" dakramen.

 

Na Langenzenn wordt de weg, die nog steeds meebeweegt met de Zenn, mooier: smaller, en meer bochten. Hoera!

 

De dorpen die we tegenkomen zijn steeds vol vakwerk.

Hier rijden wen door Trautskirchen.

 

In Obernzenn verlaten we de Zenn. Tot mijn verbazing slaan we rechtsaf; het doel voorlopig zou, zo hadden we tijdens de lunch besloten, Rothenburg ob der Tauber zijn: dat lijkt ideaal voor een pauze. Maar dat ligt ten zuiden van ons; niet ten noorden.

Qua landschap is het een goede beslissing: het wordt hier heuveliger.

 

Door deze poort, in vakwerk, rijden we Ickelheim binnen. Ickelheim is onderdeel van Bad Windsheim, maar ligt er echt buiten, als apart doprje.

Apart is het zeker, zoals je hier ziet!

In de achtste eeuw zetelde een koning in Ickelshof, en je ziet aan deze poorten dat het tot lang daarna een versterkt dorp is geweest.

Het is een dorp van zo'n 600 inwoners, met toegangspoorten en een slot.

 

Het vakwerkhuis rechts op de foto is Gasthaus Goldenes Kreuz: echt zo'n Gasthaus zoals ik ze het allerleukst vind. Je kunt hier drinken, eten en slapen, zoals dat hoort in de Gasthaus.

 

Je rijdt Ickelheim ook weer uit door zo'n poort.

Het is altijd heel erg leuk wanneer je volkomen ongepland, verrast wordt door zo'n bijzonder dorpje, onderweg.

 

Even later rijden we door Bad Windsheim zelf.

We rijden over de Bauhofwall, met rechts van ons de oude binnenstad.

 

Vanuit Bad Windsheim komen we op de B470 terecht, maar we slaan daar gelukkig weer redelijk snel vanaf, naar Brugbernheim en verder.

We rijden dan door Naturpark Frankenhöhe, en dat merken we vooral doordat het geaccidenteerder wordt.

 

En dan rijden we Rothenburg ob der Tauber binnen, door de indrukwekkende stadspoorten.

Je mag alleen verder als je bestemmingsverkeer bent, wordt via borden aangegeven, en dat zijn we: we hadden tenslotten besloten om hier even pauze te houden.

Ik heb er niet echt hoge verwachtingen van: het is een super-toeristische plek, wereldberoemd. Het is een van de hoogtepunten van de Romantische Strasse. Het was een van de steden van de Fränkischer Reichskreis. Zo'n Reichskreis was een soort provincie in het Roomse rijk, en de gebieden die onder de Fränkischer Reichskreis vielen zijn daar nog steeds trots op: allerlei specialiteiten worden Frankonisch genoemd.

Rothenburg is zo'n Frankonische stad.

Maar vanwege dat toerisme-gehalte stel ik me een soort van decor voor, zoals je wel vaker ziet wanneer een stadje te toeristisch is geworden: dan leeft het niet meer, en zijn de huizen niets meer dan een decor waarin toeristen ronddwalen.

Maar ik wil het toch in ieder geval gezien hebben, nu we er zo vlak langs rijden.

We rijden hier onder de Galgentoren door, die ook een minder sinistere naam heeft: de Würzburger Tor.

Hij staat op het hoogste punt van Rothenburg, en stond inderdaad vlakbij de galg.

 

We rijden dan door de Judengasse, en na een paar blokken komen we door een tweede poort, onder de Weisser Turm.

Rothenburg ob der Tauber had aan deze kant van de stad dus dubbele stadsmuren.

Je kunt hier mooi zien dat de muur naar rechts rond loopt, en dat er huizen tegenaan zijn gebouwd.

Mooi detail is dat hier een bord staat dat aangeeft dat je hier met paard en wagen niet verder mag rijden. Omdat Rothenburg zo volledig Middeleeus is, zal het aanbieden van ritjes per paard en wagen door de stad aan toeristen zo'n volume hebben aangenomen dat het niet meer te harden was, krijg ik dan het idee.

 

We rijden verder (de straat loopt inderdaad voortdurend een beetje naar beneden), en komen terecht op een plein bij een kerk, de Kirchplatz.

We zetten de motoren daar neer, en gaan zitten op het terras dat op een verhoging ligt met uitzicht op het plein.

Dit lijkt ons een uitstekende plek voor een pauze.

Je kunt mijn Guzzi zien staan; de SuperTenere van Ernst zit verstopt achter de man met de fiets.

De huizen zoals je ze hier ziet vormen geen uitzondering: vanaf het moment dat we onder de eerste poort door kwamen zijn we nog geen huis tegengekomen dat niet uit de Middeleeuwen stamt.

We bestellen alcoholvrij bier en Apfelschörle, en als ik naar de WC ga zie ik dat hier ook een hotel is, Hotel Reichs-Küchenmeister.

We overleggen, en het lijkt een prima idee: dan kunnen we op ons gemak het stadje bekijken, en rijden we morgen naar huis.

We voelen ons allebei niet geweldig. De prijs van een kamer is aan de hoge kant, maar er is een kamer, en hij is groot en heeft een bad.

We installeren ons, en parkeren de motoren voor de deur (van het bijgebouw waar we zitten).

 

De spullen liggen in de kamer, en de motoren staan veilig aan elkaar. De motorkleding is verwisseld voor iets luchtigers: we kunnen Rothenburg ob der Tauber verkennen.

We lopen verder naar beneden, en komen hier bij de Burgtor.

De toren is gebouwd op de plek waar ooit de burcht van Rothenburg stond. In 1356 is die burcht verwoest door een aardbeving.

Het lijkt vreemd, een burcht op het laagste punt van de stad, maar dat idee verandert als je door de poort loopt: een stukje verderop is een soort afgrond naar de rivier de Tauber, die ver beneden Rothenburg loopt. Rothenburg ligt in een bocht in die rivier, bovenop een hoge, loodrechte oever: een heel strategische plek dus.

Mochten aanvallers desondanks toch via die steile oevers naar boven komen, dan kon er altijd vanuit deze toren nog kokende olie over ze worden gegoten.

Vlakbij die burcht ligt trouwens, op een heel stil plekje, het Burghotel, dat misschien nog wel mooier is dan het hotel dat we nu hebben gekozen (maar waar ik erg tevreden over ben).

 

Hier zijn we onder de Burgtor doorgelopen, en door het gebouwtje daarvoor, en kijken terug.

Wat je voor je ziet is het Torwächterhäuschen, het poortwachtershuisje dus.

Hier konden bezoekers overdag door de "douane" (nadat de burcht was vernietigd werd het mogelijk om vanuit het dal van de rivier naar boven te komen, waarover later meer), waarbij ze tol betaalden.

 

Als je door dat poortwachtershuisje loopt, kom je op een vlak, langwerpig plateau: de plek waar vroeger de burcht stond.

Vanaf de randen van dat plateau heb je een overweldigend uitzicht over het dal van de Tauber.

We kijken hier naar links, vanwaar we terugkijken op Rothenburg verderop (het is een behoorlijk groot stadje).

De weg die je ziet lopen is over een kort stukje kaarsrecht: daar vormt hij een brug over de Tauber.

Op Google maps kun je de situatie goed zien.

 

Dit is de muur van waaruit de foto hier boven is genomen.

Links en achter ons is een park, dat is aangelegd op het plateau waar vroeger de burcht van Rothenburg stond.

Het is er nu heel erg rustig qua toeristen (zie een foto verderop).

 

Vanaf het plateau van de burcht kun je, inzoomend, goed de stadsmuren zien die rond geheel Rothenburg lopen.

De toren, met de vier kleine torentjes rondom, die je daar achter ziet, is de Stöberleinsturm.

De toren maakt deel uit van de muur.

De naam van de toren slaat op een tamelijk gruwelijke legende/geschiedenis (of het waar gebeurd is of niet is niet helemaal duidelijk): een burgemeester van de stad, burgemeester Stöberlein, zou hier levend zijn ingemetseld. Hij had namelijk verraad gepleegd bij een oorlog tussen steden.

 

In het park, op de plek van de voormalige burcht, staat een plakette over Heinrich Toppler.

Heinrich Toppler is de man die Rothenburg zo extreem welvarend heeft gemaakt. Hij was burgemeester vanaf 1373 (hij leefde van 1340 tot 1404). Hij verwierf grond van de verarmde adel, hij versterkte de muren, en hij maakte vooral een handelscentrum van Rothenburg, onder andere door te stimuleren dat Joden weer in Rothenburg kwamen wonen (die waren verjaagd in de tijd daarvoor).

In die tijd waren de Joden de enigen die rente mochten vragen, en je kon daardoor als stad alleen een banksector hebben als er Joden woonden.

Hij was ook politiek heel handig, en heeft steeds de status van vrije stad van Rothenburg kunnen bewaren door gebruik te maken van onderlinge ruzies van steden en prinsen om hem heen.

Helaas is er op een gegeven moment toch een belegering tegen de stad gekomen, en Toppler kreeg de schuld. Hij is in de gevangenis gegooid, en onder verdachte omstandigheden om het leven gekomen.

 

Een nadeel aan zo veel toerisme is dat er ook altijd mensen zijn die daar op een minder aangename manier geld aan proberen te verdienen.

Deze man staat in Middeleeuwse kledij naast een CD-speler met luidspreker, waarmee hij "Middeleeuwse" liedjes afspeelt.

Amerikanen trappen er misschien in, maar hij deed de prachtige rustige atmosfeer van het park hier behoorlijk teniet.

 

Maar je ziet hier hoe groot zijn kansen zijn op de verkoop van een CD.

We zien grote groepen Japanners en/of Chinezen. We hebben Grieks gehoord, Spaans, er zijn veel Amerikanen: je komt hier de gehele wereld tegen.

 

Toch kun je de massa's wel ontwijken: er zijn erg veel straatjes, en lang niet allemaal zijn ze voorzien van souvenirwinkels en dergelijke.

We lopen hier door de Burggasse, met aan de rechterkant huizen die tegen de stadsmuren zijn gebouwd.

Links zie je weer een voorbeeld van een "geloken-ogen-raam", dat volgens mij iets midden-Europees is.

 

Op de meeste plekken in Rothenburg wordt er op een leuke manier geld verdiend aan het toerisme.

Dit is bijvoorbeeld de Mittelaltlicher Trinckstube zur Höll. Volgens hun staat staat het achterste deel van het huis er al sinds 900, en is het een van de mooiste huizen van Rothenburg. Dat laatste lijkt me lastig, maar mooi is het beslist.

Je kunt er wijn drinken en simpele gerechten eten. En het is er super-romantisch.

 

Dit hangt bij het Kriminalmuseum van Rothenburg, waar je kunt griezelen met Middeleeuwse martelwerktuigen.

Het is gevestigd in de Johanniterscheune, de schuur van de orde van Johannieten-orde (en daar is dit wapen aan gewijd).

De schuur behoorde bij een ziekenhuis van de orde, opgericht in 1260. De orde kreeg een speciale toestemming van de keizer om de schuur in de stadsmuur te mogen bouwen.

 

Het stadhuis, aan de Markt, wordt gerestaureerd.

Er hangen doeken voor zodat je toch kunt zien hoe het er zo ongeveer uit ziet.

 

We zien maar een klein stukje van de enorme Rothenburgse Middeleeuwse binnenstad. Het is echt ongelofelijk dat hier werkelijk alles bewaard is gebleven.

Dit is een van de vele vakwerkhuizen. Het is een van de huizen waarin Hotel Reichs Küchenmeister is gevestigd.

Als je hier naar links loopt kom je bij het terras, bij de Kirchplatz. In het gebouw zelf zijn een flink aantal eetzalen, en een Bierstube (en boven zijn er kamers). Als de rechtdoor loopt kom je bij een van de annexen, waar onze kamer is.

 

We zijn niet binnen in de St Jacobs kirche geweest (dat hadden we eigenlijk wel moeten doen; het altaar schijnt heel bijzonder te zijn), maar zagen wel deze beeldengroep die onder de kerk te zien is.

Het feit dat deze kerk gewijd is aan St Jacob (die heilige is vanwege het feit dat hij zoveel Moren gedood heeft, wat er voor zorgt dat ik een grote hekel aan hem heb, trouwens), betekent dat Rothenburg ob der Tauber een van de punten is van waaruit een pelgrimsweg loopt naar Santiago de Compostella.

Die pelgrimage dateert al van lang geleden: Rothenburg ob der Tauber was dus ook vroegr al toeristisch: hier overnachtten veel mensen die aan de pelgrimstoch begonnen.

Het vreemde is dat ik nergens informatie heb gevonden over deze beeldengroep.

 

Hier zie je goed hoe de beeldengroep verstopt zit, aan de buitenkant van de kerk.

 

Hier kun je mooi zien hoe het terras van ons hotel hoog boven Kirchplatz ligt.

Je komt er via een trap aan de zijkant (of via het hoofdgebouw).

We strijken er neer, en kunnen aan de rand zitten, met uitzicht op het plein.

 

Ernst neemt een kloosterbier (en ik een Weizen), en we bestellen eten.

Ik maak een opmerking over het uitstekende Duits van de Amerikaanse aan de tafel naast ons. Haar vader en opa spraken nog Duits, vandaar haar foutloze accent, vertelt ze.

Ze komen uit San Jose, bij San Francisco, en we kletsen wat (over highway one bijvoorbeeld, en over het feit dat Europa weer goedkoper wordt voor Amerikanen, en dat Amerika het economisch goed doet).

Dat is wel erg leuk aan Rothenburg ob ser Tauber: het toerisme is er bijzonder internationaal.

Dat is dan ook een mooie tegenhanger van de tijd voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen Rothenburg een bolwerk van de NSDAP was. Er zijn hier nog vóór de Kristallnacht aanvallen geweest op Joden, waarbij de synagoge is verwoest. De Nazi's organiseerden ook dagtripjes vanuit heel Duitsland naar Rothenburg: het was voor hen de meest Duitse stad van alle Duitse steden.

Dat de stad zich nu zo opent voor toeristen uit de gehele wereld is dus extra mooi.

 

Onze voorgerechten worden gebracht, en dan vragen mensen of ze bij ons mogen komen zitten. Het zijn een man en een vrouw en haar zus. De man en vrouw zijn inwoners van Rothenburg.

Ze vertellen ons dat de Jacobskirche een bedevaartsplaats is geworden (langs de Jacobsweg) nadat een priester (hij zal wel dronken zijn geweest, meldt de man) er het bloed van Christus had gevonden.

Ze vertellen dat Rothenburg heel welvarend werd doordat de burgemeester (Heinrich Toppler) inzette op handel in een tijd waarin iedereen inzette op oorlog.

Maar dat het heel arm is geworden later doordat ze niet geloofden in de spoorlijn, en dus geen station wilden. Dat daardoor alles zo mooi behouden is: stenen huizen, want gebouwd in een rijke tijden, en daarna geen geld om het af te breken en er iets nieuws te bouwen.

 

Het is niet alleen leuk om op die manier meer over Rothenburg te hjoren, maar ook om daar te zitten met mensen die hier wonen.

Ze zitten hier vaak, vertellen ze: Rothenburg heeft niet veel terrassen, en dit is verreweg het mooist gelegen.

Terwijl we aan het praten zijn met bewoners van Rothenburg komen, als om te bewijzen dat Rothenburg inderdaad een levend stadje is en geen openluchtmuseum, ouders hun kinderen uit school halen: naast de kerk zit een school.

 

We hebben als hoofdgerecht Frankische specialiettien besteld. Ik houd het bij worstjes; Ernst heeft iets Rothenburgs: een flinke brok vlees.

Ik had er niet veel van verwacht, van Rothenburg ob der Tauber, maar het blijkt niet alleen echt erg mooi te zijn, maar vooral ook een plek waar we leuke ontmoetingen hebben gehad.

Een ideale stop-over tijdens onze kleine vakantie.

 

© Copyright - Auteur: Sylvia Stuurman , Foto's: Ernst Anepool .
Copyright 1993-nu.
Voor commentaar, e-mail adres: sylviastuurman@gmail.com
 
terug Code voor foto: