R1100GS door de bocht in de schaduw van bomen
Op de terugweg in Biskaje

Gorliz - Roncal

Op weg naar huis. Eerst rijden we over groene bochtige weggetjes door Baskenland. We rijden de Puerto de Lizzarraga op, een pas die loodrecht omhoog lijkt te gaan, en zien dan bovenop voor ons Spanje liggen: geelbruin en droog, met groen Baskenland achter ons.

We eindigen de dag, diep in de nacht, in Roncal, in de Pyreneeën, nog net in Spanje.

Dit reisverhaal begint met dag 1.

Maandag 11 augustus 2003

We ontbijten heel rustig op het terras bij de bar, en dan gaan we inpakken, heel rustig inpakken. Het is zelfs 's morgens al bloedheet.

 

Dan nemen we afscheid van de campingbaas en, na een laatste kopje koffie op het terras, van het meisje bij de bar. En dan zit er niks anders op: we vertrekken!

 

En dan beginnen we aan een heerlijk stuk groen, bochtig Baskenland.

 

Als we een paar bochten lang achter een politieauto vastzitten maken ze ruimte voor ons op het eerste het beste rechte stuk.

 

De ene bocht rijgt zich aan de andere.

 

Af en toe rij je hoog op de heuvels, en heb je een uitzicht.

 

En dan rij je weer tussen de heuvels, en de weg kronkelt altijd.

 

De schaduw van de bossen waar we door rijden is bijzonder welkom: het is bloed- en bloedheet.

 

We zijn via Mungia binnendoor gereden naar Gernika, en vandaaruit is het een en al beboste kleine weggetjes, lekker in de schaduw.

 

Op elk ritje deze vakantie komen we door Munitibar, zo lijkt het.

 

Munitibar heeft een ommuurde begraafplaats in het bos.

 

Stukken weg overbruggen die in de brandende zon liggen is moeizaam: we rijden nu weer met onze leren jacks aan, en het is heet, erg heet, heel erg heet.

 

Maar ook al is het bloedheet: het is een fest om door Biskaia te rijden. Zowel wat bochten als wat uitzichten betreft. Het is een ongelofelijk lekker gebied voor motorrijden hier.

 

Door de intense hitte is het echt verschrikkelijk als je stil moet gaan staan.

 

Maar de wegwerkers snappen dat wel: ze zwaaien ons er meteen door, zodat we niet stil hoeven te gaan staan.

En overal die weggetjes die ik langzamerhand Baskisch ben gaan noemen: door het bos, door heuvels, hier en daar rotsen, hier en daar een dorpje, en voortdurend bochten.

 

De weg is bekend hier, van de heenweg. We rijden door Eigoibar,

 

door Azkoitia, en vlak voor Azpeitia rijden we weer langs het Santuario de Loiola .

 

In Azpeitia dit prachtige beeld van een smid aan het werk.

 

En dan rijden we weer bochten in de schaduw van Baskisch bos.

 

Rechtsaf naar Beasain.

 

Ik heb een wond op m'n enkel, en door de hitte en het feit dat die enkel nu nauwelijks beweegt heb ik er erge last van.

 

In Beasain pauze, op een terrasje. Het is stil daar, en we vormen een bezienswaardigheid: iedereen gaapt ons aan.

Maar niemand zegt iets: het doet een beetje denken aan hoe het in België kan zijn, waar mensen van achter hun gordijnen naar de straat gluren.

 

Het wondje aan m'n enkel ziet er veel minder afschrikwekkend uit als hij inmiddels voelt. Even luchten doet hem goed.

En dan, na zout in de vorm van chips, en veel drinken, is het weer tijd om verder te rijden.

 

En verder gaat het, over de iets bredere GI120. In het begin nog heerlijk in de schaduw.

 

Op de Alto de Lizzarusti rijden we Navarra binnen. De weg heet nu de NA120, en we rijden steeds lekker door het bos, klimmend en dalend.

 

Als we onder de snelweg door zijn gereden, wordt het landschap opener.

 

We rijden we op een dal aan. Aan de overkant een brede loodrechte wand (de Sierra de Andia); links een eenzame steile berg (de Beriain).

 

Heel lang rijden we op die loodrechte wand af, en heel lang blijft het uitzicht hetzelfde.

 

Dan zijn we de eenzame berg links voorbij, en zien we opeens dat hij het uiteinde vormt van een hele bergrug, die in de verte vastzit aan die loodrechte wand voor ons.
Ik snap alleen niet goed hoe de weg loopt, want die blijft maar op die loodrechte wand af gaan.

Dan, vlak van te voren, zie ik dat de weg in enorme haarspelden omhoog kruipt langs de loodrechte wand.
Met steeds grootser wordende uitzichten rijden we zo omhoog.

Halverwege is een trappetje naar een uitzichtspunt.

 

Ernst klimt naar boven, en fotografeert vooral Pieter daar beneden.

 

En dan, een bochtje om, een tunneltje door, en in één keer sta je bovenop. Vale Gieren in de lucht.

 

Als je de tunnel uitkomt ben je in een ander land: er strekt zich een vlakte voor je uit. Een droge vlakte.

 

Voor je ligt de Rode Aarde van Spanje, voor ons is alles dor en droog en rood, gouden graanvelden, terwijl achter ons het groene sappige beboste Biskaia ligt.

Boven ons tientallen Vale Gieren. Wat een ongelofelijk punt, de Puerto de Lizarraga!

 

We dalen af naar dat gouden land, en rijden door de brandende hitte van het Spaanse platteland.

 

Linksaf bij Abarzuza, de NA7000 op. Zoutpannen bij Salinas de Oro.

 

Die weg gaat, na een stuk lappendenken van gouden graanakkers, weer omhoog, en bovenaan gekomen kok je hoog over de volgende lappendeken uit.

 

Als we afdalen langs de grijze rotswand zien we overal om ons heen Gieren.

 

We rijden naar beneden langs de flanken van een bergrug, en de Gieren gebruiken de termiek daar om op te stijgen.
We stoppen, en kunnen sommige Gieren zo op de rug kijken, van werkelijk vlakbij.

De hoogste richel van de bergrug bestaat uit witte rotsen; de rest is een steile beboste helling, waarlangs we in grote haarspelden afdalen.

 

We zitten nu vlak bij Pamplona.

 

We rijden Pamplona binnen.

 

Het is een uur of 8 's avonds, en het is 41 graden.
We moeten door Pamplona zien heen te komen in de hitte, liefst zonder al te veel stoplichten en dergelijke. In dat soort situaties heb je weinig aan de kaart: Ernst leidt ons op z'n gevoel naar buiten aan de andere kant van de stad, en we zitten al snel op de route die ik in m'n hoofd had.

 

Na Pamplona neem ik het weer over.

We rijden over een weg die naar het oosten loopt, en tenslotte naar het zuidoosten afbuigt, naar Lumbier.

Heuvelachtig. Een vreemd soort van rotsformaties, met de structuur van olifantenhuid. Een soort lage heuvels van gestold cement lijkt het bijna.

 

Onderweg dit prachtige huis.

 

Veel graanvelden, en af en toe een kudde schapen die de weg oversteekt.

 

Links heuvels die hoger en hoger worden: daar achter liggen de Pyreneeën.

 

Bij Lumbier linksaf, en daar wordt de weg bergachtig: met hele mooie bochten rijden we omhoog door een weids landschap van steeds hoger wordende bergen.

Tijd voor een pauze.

 

Voor de afwisseling maak ik ook een foto.

 

Ik wil eigenlijk naar de N240, en dan doorrijden tot we bij het hostal zijn waar we toen in de winter zo lekker bij het haardvuur hebben gezeten: het begint al donker te worden.
Ernst en Pieter zijn ervoor om de Pyreneeën in te rijden: daar zijn vast wel hotels, en dan rijden we tenminste de kant op die we willen.

Dus kiezen we bij de splitsing in Burgui voor de Valle de Roncal, en we rijden en rijden en het wordt donker zodat we de hoge wanden van de bergen naast ons nauwelijks meer zien.
In Roncal ga ik naar een slaapplek vragen, maar de hotels zijn vol.

In het volgende plaatsje, (Valcarlos? Ik weet het niet meer) is een Albergo, een herberg. Van het type berghut: met z'n allen op een kamer vol stapelbedjes, maar er is een kamer voor ons drieën (met drie stapelbedjes, en geen dekens).

Eten is er ook

 

Daarna maken we een nachtwandeling door het uit natuurstenen huizen bestaande bergdorpje.
Slapen gaat erg moeizaam in die bedjes, dus meer dan een paar uurtjes slaap halen we niet...

 

© Copyright - Auteur: Sylvia Stuurman , Foto's: Ernst Anepool .
Copyright 1993-nu.
Voor commentaar, e-mail adres: sylviastuurman@gmail.com
 
terug Code voor foto: